Systeem instellen
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de software instelt om te werken met de onderdelen van het toegangscontrolesysteem.
Voer de volgende taken uit om de hardware van het systeem in te stellen:
•
stel de systeemparameters in
•
definieer de controllerlus
•
stel de lezers in
•
download de gegevens naar de controller
De systeemparameters
De systeemparameters moeten slechts zelden of nooit worden ingesteld of gewijzigd.
In principe moet u de meeste van deze instellingen niet wijzigen, tenzij u exact weet wat u doet. De beschrijvingen van
deze parameters zijn daarom (met opzet) relatief kort.
Om toegang te krijgen tot het dialoogvenster voor het instellen van de systeemparameters kiest u Systeem:
Systeemparameters in de menubalk van het systeemoverzicht.
De volgende systeemparameters kunnen worden ingesteld of gewijzigd:
•
de standaardsysteemcodes,
•
de kaarttype-instellingen,
•
de printerloginstellingen (de namen van de printers voor printerlog 1 en 2 en het aantal regels dat moet worden
afgedrukt op elke pagina),
•
de pincode-instellingen (of er lange pincodes moeten worden gebruikt, of de pincodes in het gehele systeem uniek
moeten zijn, en de beperkingen wat betreft het aantal gelijke cijfers in een pincode).
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • • • • 39