7.
LAADSTROOM CONTROLELAMP
De laadstroom controlelamp brandt
als:
A.
De
hoofdschakel
aar
en de
contact-
schakelaar
zijn ingeschakeld
en
de
mo-
tor niet
draait.
B.
De
accu's niet door
de dynamo worden
geladen.
Als
deze
lamp
bij
draaiende
motor brandt, dient eerst
te
worden
ge-
controleerd
of
de
V-riem
defect is
of
slipt.
Indien
dit
niet het geval is, dient
men
zich zo
snel mogelijk
naar
een
re-
paratie werkplaats
te
begeven.
8.
LICHTSCHAKELAAR
De
lichtschakelaar heeft
drie
standen.
uit
Half ingedrukt: stadslichten,
contour-
verlichting.
-
Geheel ingedrukt: koplampen,
stads-
I
ichten,
contourverl ichti
ng.
9. DIMMEN EN
LICHTSTRAAL
A. groot
licht J
mits de
koplampen
B. gedimd licht
J
staan ingeschakeld
C. lichtsignaal
Als
het
grote licht is ingeschakeld
en als
lichtsignaal wordt gegeven, brandt
een
blauw
verkl
i
kkerl
icht.