11 INBEDRIJFNEMING
11.1 Vullen van het watercircuit
Open de inlaatcombinatie in de sanitar koudwaterleiding
naar de ketel volledig. De doorstroomhoeveelheid van het
water wordt tot een maximum beperkt (6,5 liter/min 22G)
(8,0 liter/min 30G) door een doorstroombegrenzer die in de
ketel geplaatst is in de koudwatertoevoer (zie figuur 13).
11.2 Vullen van het verwarmingscircuit
Plaats de stekker in het stopcontact en vul de installatie.
Ontlucht het met een ontluchter in de installatie. Controleer
of de automatische ontluchter op de ketel goed werkt (zie
figuur 16) en of de zwarte dop los is bevestigd om de lucht
te kunnen laten ontsnappen.
Breng het systeem op druk totdat er een druk tussen
1,0 en 2,0 bar in het digitale display wordt weergegeven
(zie figuur 3).
Controleer de wateraansluitingen van het verwarmings-
systeem en de ketel.
dop
automatische
ontluchter
11.3 Voorbereiden van het ontsteken
Controleer alle gasaansluitingen en ontlucht de gastoevoer.
11.4 De eerste maal ontsteken
De ontstekingsprocedure van de ketel is volledig geautoma-
tiseerd. Controleer of de regelinrichting om warmte vraagt.
De ventilator start en na een paar seconden begint de
ontsteking. Als de brander niet wordt ontstoken, stopt de
ventilator. Dit kan aanvankelijk komen door lucht in de gas-
toevoer. De ketel probeert drie maal te ontsteken. Bedien de
resetschakelaar waarna de ketel weer wordt gestart. Nadat
de brander is ontstoken, zal de ketel eerst de secundaire
warmtewisselaar voor warm water verwarmen.
Na een korte periode schakelt de driewegklep over op de
centrale verwarmingsstand.
De ketel blijft verwarmen in centrale verwarmingsstand totdat
de ingestelde temperatuur in de ruimte waar de kamer-
thermostaat hangt is bereikt.
Voor de 30G geldt: na de eerste opstart verandert de ont-
stekingsvolgorde.
Na 1 minuut stabilisatietijd schakelt de ketel door naar de
maximale verwarmingsstand in plaats van direct voluit te
gaan branden (zoals bij de 22G). Deze optie kan worden
aangepast voor de vereisten van kleine systemen.
11.5 Gasdruk
De gasklep is in de fabriek afgesteld en hoeft als het goed
is niet te worden afgesteld. Controleer of de toevoerdruk
25 ± 5 mbar is wanneer de ketel voluit brandt. Dit kan wor-
den bereikt door enkele warmwaterkranen open te zetten en
de gastoevoerdruk te controleren bij het testpunt van de
gasklep, dat wordt afgebeeld in figuur 17.
Draai de kranen dicht en ontkoppel de drukmeter.
N.B.: de branderdruk kan niet worden gemeten, omdat
Figuur 16
pomp
11.6 Het verwarmingssysteem testen
Controleer of de kamerthermostaat om warmte vraagt.
De brander van de ketel zal automatisch aangaan.
De ketel heeft een ingebouwde bypass (zie figuur 18).
Bij aflevering is deze half geopend. Het is waarschijnlijk niet
nodig de bypass aan te passen, maar mocht het toch nodig
blijken, draai de stelschroef dan in de richting van de klok
om het ventiel te sluiten, zie figuur 18.
Als het cv-systeem is voorzien van thermostaatkranen op alle
radiatoren, dan moet een extra bypass worden aangebracht.
Plaats het binnenpaneel en het voorpaneel van de kast terug.
Figuur 18
de druk hier wordt aangepast door de zuiging
van de ventilator en wordt afgestemd op de vraag.
Controle vind plaats d.m.v. CO ² -meting zie
hoofdstuk 12.6 op pagina 16.
gasregel-
klep
elektriciteits-
stekker
druk-
testpunt
stelschroef
bypassklep
Figuur 17
13