6 VERWARMINGSSYSTEEM
6.1 Algemeen
De ketel is alleen bestemd voor gebruik in combinatie met
gesloten centrale verwarmingssystemen.
De digitale uitlezing op het bedieningspaneel duidt de
systeemdruk aan wanneer er geen warmte wordt gevraagd.
De circulatiepomp maakt integraal deel uit van de ketel.
6.2 Werkdruk
De ketel dient in koude toestand gevuld te worden tot een
druk tussen de 1,5 en 2,0 bar. In de installatie dient in de
retourleiding zo dicht mogelijk bij het toestel, een overstort-
ventiel opgenomen te worden. Dit ventiel dient te openen bij
een druk van 3 bar (1/2" ontlastcapaciteit 100 kW).
6.3 Doorstroomhoeveelheid
De doorstroomhoeveelheid in de ketel mag niet onder de
waarde komen die in tabel 3 wordt aangeduid.
6.4 Bypass
De ketel is voorzien van een afstelbare automatische bypass.
Zorg ervoor dat de doorstroomhoeveelheid in geen geval
onder de gespecificeerde waarde komt (zie tabel 3).
Als het centrale verwarmingscircuit is uitgerust met thermo-
staatkranen op alle radiatoren, dan moet een extra bypass
worden aangebracht op niet minder dan 1,5 meter van het
apparaat.
Zie paragraaf 11.6 voor het afstellen van de automatische
bypass.
Tabel 3. Doorstroomhoeveelheid
MODEL
MINIMUM DOORSTROOMHOEVEELHEID
22 G
300 liter/uur
30 G
300 liter/uur
Dit staat gelijk aan een ΔT van 20 °C bij het maximaal ver-
warmingsvermogen.
expansievat
retour
verwarmings-
circuit
Figuur 9
10
ketel
sanitair
installatie
* bypass
aanvoer
(eventueel)
overstort
7 WARMWATERSYSTEEM
7.1 Waterdruk
Hanteer altijd een KIWA gekeurde inlaatcombinatie in de
sanitair koudwaterleiding. De maximale werkdruk van het
warmwatercircuit is 8 bar.
7.2 Gebieden met hard water
De temperaturen in de warmtewisselaar worden beperkt
door het regelsysteem van de ketel om kalkvorming in de
warmwaterleidingen tot een minimum te beperken. In ge-
bieden waar 'hard' water (d.w.z. meer dan 200 mg kalk per
liter) voorkomt, wordt aanbevolen een geschikte ontkalkings-
inrichting te plaatsen. Raadpleeg uw locale drinkwaterbedrijf
als u meer advies nodig heeft.
7.3 Doorstroomhoeveelheid van water
De doorstroomhoeveelheid van het water wordt tot een
maximum beperkt (6,5 liter/min 22G) (8,0 liter/min 30G) door
een doorstroombegrenzer die tijdens de installatie van de
ketel wordt geplaatst (zie figuur 13 pagina 11).
7.4 Aansluiting op zonneboiler
Indien een toestel wordt ingezet als naverwarmer in combi-
natie met een zonneboiler, dient de minimale ingestelde tem-
peratuur 60 °C te bedragen. Terugkoelen van het water uit
de zonneboiler, voor het cv toestel mag, mits de tempera-
tuur niet onder de 60°C komt. In verband met veiligheid van
de gebruiker verdient het de voorkeur het water uit de zon-
neboiler bij hoge temperaturen terug te koelen, tot op de
ingestelde waarde van minimaal 60 °C.
8 VOORBEREIDEN VAN DE
INSTALLATIE-WERKZAAMHEDEN
8.1 Uitpakken van de ketel
Zet de keteldoos rechtop neer.
Snijd de verpakkingsbanden door en haal de doos van de
ketel. Leg losse onderdelen weg totdat u ze nodig heeft.
Leg de ketel voorzichtig op zijn rug, verwijder de twee borg-
schroeven van het voorpaneel van de behuizing en til het
paneel van de twee bevestigingslippen (zie figuur 10).
Verwijder de twee borgschroeven van het binnenpaneel
onder aan de voorkant van het paneel, en til het van de
twee bevestigingslippen (zie figuur 10).
8.2 Bevestigen van de ophangbeugel
Boor gaten voor de ophangbeugel en bevestig deze met
geschikte muurpluggen of schroeven, afhankelijk van de
wand waarop de ketel gemonteerd wordt.
binnenpaneel
van de kast
bevestigingsgaten
borgschroef
(2 ex.)
Figuur 10
voorpaneel
van de kast
bevestigingslip
(2 ex.)