9.3 Condensafvoeraansluiting
De aansluiting van de condensafvoer bevindt zich aan de
onderkant van de ketel (zie figuur 14). Voor men de ketel op-
hangt dient de bijgeleverde afvoerslang via de onderzijde van
het toestel aan het sifon bevestigd te worden om condens
te kunnen afvoeren naar een afvoer.
Deze afvoer open aansluiten op het riool, welke voorzien
wordt van een stankafsluiter.
condensafvoer
OpenTherm
Figuur 15
12
Figuur 14
aan/uit
10 ELEKTRISCHE VERBINDINGEN
De elektrische installatie dient te worden aangelegd in over-
eenstemming met de bepalingen zoals die vermeld staan in
NEN 1010.
10.1 Voeding
Het toestel is voorzien van een snoer met een rand-
geaarde stekker voor 230 V~ / 50 Hz aansluiting op een
randgeaarde wandcontactdoos.
Deze aansluiting dient vanaf het toestel goed toegan-
kelijk te zijn.
De buiten het toestel liggende lengte van het snoer bedraagt
1,6 meter.
10.2 Bedrading
Het bedradingsschema is weergegeven in figuur 32 (zie
pagina 19). De bedrading zoals die door de fabriek is aan-
gebracht mag niet gewijzigd worden.
10.3 Aan/uit kamerthermostaat
De aansluitingen voor de schakelende aan/uit kamerthermo-
staat dienen in het kroonsteentje, dat zich aan de achterzijde
van het bedieningspaneel bevindt (zie figuur 15), gestoken te
worden.
De anticipatiestroom dient (indien mogelijk) op een waarde
van 0,11 A ingesteld te worden.
Bij aflevering wordt middels de blauwe draad continu warmte-
vraag gegenereerd.
Bij aansluiting op een kamerthermostaat, dient deze door-
verbinding verwijderd te worden. Bij aansturing door de aan/
uit thermostaat start de ketel op minimaal vermogen en zal
in 10 minuten het vermogen tot maximaal opvoeren.
10.4 OpenTherm-thermostaat
De aansluitingen voor de communicerende (OpenTherm)
kamerthermostaat dienen op de 6-polige kroonsteen die zich
aan de achterzijde van de controlbox bevindt, aangesloten te
worden (zie figuur 15).
Als de OpenTherm-thermostaat een instelling heeft voor
warm water is het raadzaam om deze op 63 graden in te
stellen. Voor het aansluiten van de OpenTherm-thermostaat
dient het toestel spanningsloos gemaakt te worden.
Bij een OpenTherm (modulerende) kamerthermostaat, verval-
len de instelfuncties op de ketel. Deze zijn instelbaar op de
kamerthermostaat (afhankelijk van het model kamerthermo-
staat).
10.5 Pomp
De op 3 snelheden instelbare pomp is van het type
Grundfoss UPS 15-60. Bij een combitoestel altijd stand 2 of
3 instellen.