5. MOTOR STARTEN
VOORZICHTIG:
Zorg ervoor dat de koppeling ontkoppeld is en de schakelhendel in de
vrijstand staat wanneer de motor wordt gestart, om plotselinge
bewegingen te voorkomen.
De koppeling grijpt aan wanneer de koppelingshendel wordt ingeknepen
en komt vrij door de hendel los te laten.
1. Draai de brandstofkraan in de stand AAN.
Controleer of het aftapkraantje goed dichtgedraaid is.
2. Zet bij koude motor en lage buitentemperaturen de chokeknop in de
stand DICHT.
OPMERKING:
Gebruik de choke niet als de motor warm is en bij hoge omgevingstemperaturen.
DICHT
3. Zet de motorschakelaar in de stand AAN.
20
AFTAPKRAANTJE
AAN
AAN
CHOKEHENDEL
DICHT
AAN
BRANDSTOF-
KRAAN
AAN
MOTORSCHA-
KELAAR