TD-10 Handleiding
Patronen verbinden
U kunt twee patronen verbinden tot één nieuw
patroon. Het patroon dat u voor "Dst" specifieert
wordt het eerste, het patroon dat u voor "Src" speci-
fieert wordt erachter geplakt. Het nieuwe patroon
komt terecht op de plaats die u voor "Dst" speci-
fieert.
Dst
1
2
3
Dst
1
2
3
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F4
(APPEND)].
U komt terecht op de APPEND PATTERN-pagina.
2) Plaats de cursor op "Src".
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
patroon dat de "staart" van het nieuwe patroon
moet vormen.
4) Plaats de cursor op "Dst".
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
patroon dat zich vooraan moet bevinden.
6) Druk op [F4 (APPEND)].
In het display verschijnt een prompt die u om beves-
tiging vraagt.
7) Druk op [F4 (EXEC)] om de patronen te verbinden.
(Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar
de vorige pagina zonder de operatie uit te voeren.)
Opmerking: Als de verbinding van patronen zou resulteren
in een patroon dat meer dan 99 maten telt, dan verschijnt in
het display "99 MEASURE MAXIMUM". U kunt de
APPEND-operatie dan niet uitvoeren.
70
Src
4
+
1
2
3
4
APPEND
4
5
6
7
8
6.7 Instellingen voor Part-
instrumenten
Opmerking: Instellingen voor de Drum Part kunt u hier niet
maken. Daarvoor moet u naar de "Control Room" van de
Drum Kit (zie blz. 54).
Master Tuning (stemming)
Met de onderstaande parameters kunt u de stem-
ming voor Part 1, Part 2 en de Bass Part aanpassen.
1) Druk op [PART]-[F3 (M TUNE)].
U komt terecht op de MASTER TUNE-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste instelling.
Master Tune: 415.3~466.2, stappen van 0,1 Hz
Opmerking: Door op [F4 (440 HZ)] te drukken kiest u
opnieuw de standaard toonhoogte (440.0 Hz).
Instrumentkeuze en verwante
instellingen voor individuele Parts
Hier kunt u, voor iedere Part individueel, het instru-
ment kiezen en ook instellingen maken voor
Ambience, Key Shift (transpositie in stappen van een
halve toon) en Bend Range.
1) Druk op [PART]-[F1 (INST)].
U komt terecht op de PART INST-pagina.
2) Kies met [F1]~[F3] de Part die u wilt instellen. U
kiest met deze knoppen respectievelijk Part 1, Part
2 en de Bass Part.
3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-
len.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.