Functieknoppen
Hiermee kiest u de vorige pagina
[F1 (PAGE
)]
van de lijst.
Hiermee kiest u de volgende
[F2 (PAGE
)]
pagina van de lijst.
Hiermee roept u de resterende
[F3 (MEMORY)]
hoeveelheid geheugen en het aan-
tal patronen op.
[F4 (NEW)]
Hiermee kiest u een leeg patroon.
Weergavemethode selecteren
U kunt een patroon op drie manieren laten weerge-
ven:
Het patroon wordt voortdurend herhaald
Loop
tot u op [STOP] drukt.
Het patroon wordt slechts één keer weer-
One Shot
gegeven.
Zie blz. 82. Hiermee kunt u een patroon
noot voor noot weergeven (telkens wan-
Tap
neer u op [PLAY] drukt, hoort u een
noot).
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F3 (TYPE)].
U komt terecht op de "PATTERN TYPE"-pagina.
2) Plaats de cursor op "Play Type".
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
Mogelijke toepassingen van deze functies
Loop: Weergeven in een lus is handigbij het oefenen
of wanneer u een doorlopende begeleiding tijdens
een optreden wilt.
One Shot: Tijdens een optreden kunt u deze optie bij-
voorbeeld gebruiken om met één slag een schitte-
rende Fill te spelen.
Een andere mogelijkheid is om een leeg patroon aan
een pad toe te wijzen en dit te gebruiken als "stop"-
schakelaar voor een patroon dat u met een andere
pad aanstuurt.
Tap: Helemaal het einde tijdens een optreden! Als u
een melodielijn programmeert in een patroon waar-
voor u "Tap" kiest, hoort u, telkens wanneer u op de
betreffende pad slaat, de volgende noot van de melo-
die. Als u bv. een baslijn op deze manier aanstuurt
met de basdrum, zitten de twee partijen perfect
"Tight". Het is zelfs mogelijk een "Reset Time" (Off,
0.1~4.0) te specifiëren, dat is een tijdsinterval. Als het
interval voorbijgaat zonder dat u de pad aanraakt,
wordt er teruggekeerd naar het begin van het
patroon.
Sequencer Instellingen voor de metronoom
Opmerking: QuickPlay is een aanvullende functie voor Loop
en One Shot. QuickPlay start de weergave van het patroon
vanaf de eerste noot (het eerste "event"), zelfs wanneer u tij-
dens de opname van het patroon aan het begin een pauze
hebt gelaten. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer u
zonder metronoom hebt opgenomen en dus eigenlijk "naast
het tempo" hebt gespeeld.
6.4 Instellingen voor de
metronoom
Metronoomklik in- en uitschakelen,
volume regelen
Met [CLICK] schakelt u de metronoom in en uit.
Het volume van de klik kunt u regelen met de
[CLICK]-regelaar van de groepfaders.
Tempo instellen
Ook wanneer er geen patroon wordt weergegeven
kunt u de metronoom laten lopen en het tempo aan-
passen. Bedenk daarbij wel dat, zodra u een ander
patroon kiest, het tempo van dat patroon wordt
overgenomen.
1) Druk op [TEMPO].
U komt terecht op de "TEMPO"-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste tempo.
TEMPO:. . . . . . . 20~260 ( /BPM)
Maatsoort en klik-interval kiezen
1) Druk op [CLICK]-[F1 (INTRVL)].
U komt terecht op de "CLICK"-pagina.
2) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-
len.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Opmerking: Het is niet mogelijk de maatsoort voor de metro-
noom te wijzigen terwijl een patroon wordt weergegeven. De
metronoomklik neemt steeds de maatsoort van het patroon
over.
Parameters
Time Signature (maatsoort): teller= 0~13 (aantal tel-
len per maat), noemer= 2, 4, 8, 16 (nootwaarde van
een tel).
Interval: 1/2 (halve noot), 3/8 (gepunte kwartnoot),
1/4 (kwartnoot), 1/8 (achtste noot), 1/12 (12de
noot), 1/16 (16de noot).
63