FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Om het stuur te ontgrendelen
1
1
2
3
1. Draaien.
2. Loszetten.
4
Druk de sleutel in en draai deze dan naar
"OFF". Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
5
6
7
8
9
Afdekplaatje sleutelgat
2
1. Pal afdekplaatje sleutelgat
Afdekplaatje sleutelgat openen
Steek de sleutel in het gat voor het afdek-
plaatje (zie afbeelding) en draai de sleutel
naar rechts om het afdekplaatje te ope-
nen.
Afdekplaatje sleutelgat sluiten
Druk de pal van het afdekplaatje naar bin-
nen en het afdekplaatje valt over het sleu-
telgat.
DAUT2111
Controlelampjes
1
1. Controlelampje richtingaanwijzers "5"
2. Controlelampje grootlicht "&"
3. Waarschuwingslampje motorstoring "
Controlelampje richtingaanwijzers
5
"
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
Controlelampje grootlicht "&"
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
Waarschuwingslampje motorstoring "
Dit waarschuwingslampje begint te knip-
peren of blijft branden wanneer een elek-
3-2
1 2
3
"
"
DAU1044E
DAU10981
"
DAU11020
DAU11080
DAUT1934