5 Bediening
4.
Een van de volgende resultaten wordt weergegeven:
•
OL V knippert als de spanning >1000 V is.
•
Lo V knippert als de spanning >30 V is.
•
outF knippert als de frequentie >65 Hz of <45 Hz is.
•
Normaliter knippert L1 ca. 3 seconden. Vervolgens wordtL2 weergege-
ven en piept de meter tweemaal.
5.
Verplaats het rode meetsnoer onmiddellijk naar de veronderstelde faselei-
ding 2, voordat "L2" van het display verdwijnt.
6.
Een van de volgende resultaten wordt weergegeven:
•
123 geeft de rotatierichting rechtsom of vooruit aan, wat betekent dat de
veronderstelde faseleiding 1 zich vóór de veronderstelde faseleiding 2
bevindt.
•
321 geeft de rotatierichting linksom of achteruit aan, wat betekent dat de
veronderstelde faseleiding 2 zich vóór de veronderstelde faseleiding 1
bevindt.
•
- - - betekent dat de meter de resultaten niet kan vaststellen.
•
Lo V betekent dat gebruikers mogelijk de meetsnoeren hebben verwij-
derd voordat de testprocedure was afgerond. Om de test te herhalen,
drukt u nogmaals op de toets OK.
5.9 Weerstandsmetingen
WAARSCHUWING
Voer geen diode-, weerstands- of doorgangstests uit voordat u de condensa-
toren en het te testen apparaat spanningsloos hebt gemaakt. Anders bestaat
er letselgevaar.
1.
Zet de functieschakelaar in de stand
2.
Zorg dat de meter is ingesteld op de weerstandsmeting. Als de indicator
of de indicator
totdat geen van deze indicatoren wordt weergegeven.
3.
Steek het zwarte meetsnoer in de negatieve COM-aansluiting en het rode
meetsnoer in de positieve Ω-aansluiting.
4.
Houd de pennen van de sondes tegen de te testen stroomkring of
component.
5.
Lees de weerstandswaarde af van het display.
#T559825; r. AH/ 10384/10384; nl-NL
wordt weergegeven, druk dan herhaaldelijk op de toets
.
26