5 Bediening
5.
Druk op de knop aan de zijkant van het instrument om de bek te openen.
Omsluit één geleider volledig met de bek – zie afbeelding 5.1. Voor optimale
resultaten zorgt u dat de geleider zich in het midden van de bek bevindt.
6.
Lees de stroomwaarde af van het display.
5.6.3 Uitgebreide functionaliteit
Naast de basis-spannings- en stroommetingen kan de meter worden ingesteld
op verschillende modi voor een uitgebreide functionaliteit.
5.6.3.1 Modus selecteren
De voor het geselecteerde type meting geldende moduspictogrammen worden
in het onderste gedeelte van het display weergegeven. Als een bepaalde modus
is ingeschakeld, is het desbetreffende pictogram omkaderd.
Figuur 5.2 Moduspictogrammen (wisselspanningsmetingen): de modus Peak
(piek) en de modus Silent (stil) zijn ingeschakeld
De navigatietoetsen worden gebruikt om een moduspictogram te selecteren en
om een modus in of uit te schakelen:
•
Gebruik de navigatietoetsen
vigeren. Het huidige geselecteerde pictogram knippert.
•
Druk op de toets
schakelen.
5.6.3.2 Piekmodus
In de piekmodus (Peak) worden door de meter de positieve en negatieve piek-
waarden geregistreerd en weergegeven, en de weergave wordt alleen bijgewerkt
als er een hogere/lagere waarde wordt geregistreerd. De Peak-modus is be-
schikbaar bij het meten van wisselstroom of -spanning in de modus voor hand-
matige selectie.
1.
Gebruik de navigatietoetsen om
schakelen.
#T559825; r. AH/ 10384/10384; nl-NL
en
om de geselecteerde (knipperende) modus in of uit te
te selecteren en de modus Peak in te
om naar een moduspictogram te na-
18