4 Beschrijving
De meter kan via de sonde-ingangen de spanning meten.
De meter staat in de spaarstand.
4.3 Functietoetsen
•
Gebruik de toets om de modus Auto select (automatische se-
lectie) of Manual select (handmatige selectie) te selecteren,
zie paragraaf 5.2 Modus Auto/Manual select (automatische/
handmatige selectie), pagina 14.
•
Druk in de modus voor handmatige selectie op de toets om
de bedrijfsmodus te selecteren.
•
Gebruik de toets om de modus Auto range (automatische be-
reikinstelling) of Manual range (handmatige bereikinstelling)
te selecteren, zie paragraaf 5.3 Modus Auto/Manual range
(automatische/handmatige bereikinstelling), pagina 15.
•
Druk in de modus voor handmatige bereikinstelling op de
toets om het bereik (de schaal) te veranderen.
Druk op de toets om om te schakelen tussen de normale en de
vasthoudmodus, zie paragraaf 5.4 Modus Hold (vasthouden), pa-
gina 15.
Door de toets 2 seconden ingedrukt te houden, wordt de toets-
vergrendelingsmodus in- of uitgeschakeld.
In de vasthoudmodus (Hold) piept de meter continu en knippert
het display als het gemeten signaal groter is dan de aflezing op
het display (voor de V.A.W.-functie).
•
Druk op de toets om de achtergrondverlichting van het display
in of uit te schakelen.
•
Houd de toets 2 seconden ingedrukt om het werklampje in of
uit te schakelen.
Druk op de toets om de METERLiNK® (Bluetooth)-communicatie
in of uit te schakelen, zie paragraaf 5.13 Streamen van meetge-
gevens met Bluetooth, pagina 28.
#T559825; r. AH/ 10384/10384; nl-NL
10