1.4 Veiligheidsinstructies
Gebruik
•
De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras op
open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag uitsluitend
worden gebruikt in combinatie met door de fabrikant
aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. De
instructies van de fabrikant over bediening/onderhoud
en reparaties moeten nauwkeurig worden gevolgd.
•
Gebruik de robotmaaier nooit wanneer personen, met
name kinderen of huisdieren, zich in het maaigebied
bevinden. Als er zich personen of huisdieren in het
maaigebied bevinden, wordt aanbevolen het gebruik
van de robotmaaier te plannen wanneer er zich geen
personen in het gebied bevinden, bijvoorbeeld 's
avonds. Zie 6.3 Timer op pagina 43.
•
De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend,
onderhouden en gerepareerd door personen die
volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken van
en veiligheidsvoorschriften voor het product. Lees de
gebruikershandleiding aandachtig door en zorg ervoor
dat u de instructies voor het gebruik van de robotmaaier
goed hebt begrepen voordat u het apparaat gebruikt.
•
Het is niet toegestaan het originele ontwerp van de
robotmaaier aan te passen. Alle wijzigingen zijn op
eigen risico.
•
Controleer of er geen stenen, takken, gereedschap,
speelgoed of andere voorwerpen op het gazon liggen
die de messen kunnen beschadigen. Voorwerpen op
het gazon kunnen er ook toe leiden dat de robotmaaier
hierin vast komt te zitten. Als dat gebeurt, kan het nodig
zijn om het voorwerp te verwijderen voordat de maaier
verder kan gaan met maaien.
•
Start de robotmaaier volgens de instructies. Wanneer
de hoofdschakelaar is ingesteld op 1, dient u ervoor te
zorgen dat u uw handen en voeten uit de buurt van de
roterende messen houdt. Steek nooit uw handen en
voeten onder de robotmaaier.
•
Til de robotmaaier nooit omhoog en draag hem nooit
als de hoofdschakelaar is ingesteld op stand 1.
•
Sta niet toe dat de robotmaaier wordt gebruikt door
personen die niet weten hoe de robotmaaier werkt en
zich gedraagt.
•
De robotmaaier mag nooit in aanraking komen met
personen of andere levende wezens. Als een persoon
of ander levend wezen in de baan van de robotmaaier
komt, moet deze onmiddellijk worden gestopt. Zie 4.5
Stoppen op pagina 35.
•
Zet niets boven op de robotmaaier of het laadstation.
•
Zorg ervoor dat de robotmaaier niet wordt gebruikt als
de maaischijf of behuizing defect is. De maaier mag
ook niet worden gebruikt als de messen, schroeven,
moeren of draden defect zijn.
•
Gebruik de robotmaaier niet als de hoofdschakelaar
niet werkt.
Nederlands - 6
310,315,NL.indd 6
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1001-003
3012-1302
3012-663
2015-04-14 16.28