Reset
De specifieke instellingen voor iedere methode kunnen
worden teruggezet naar de fabrieksinstelling. Selecteer de
methode met behulp van de pijltjestoetsen links en rechts
gevolgd door OK om terug te zetten. Selecteer Meer, Reset
en druk op OK.
Uitgebreid
Onder het kopje Uitgebreid vindt u nog meer instellingen die
bepalen hoe de robotmaaier zich gedraagt. De instellingen
in dit menu zijn enkel nodig als aanvullende besturing van
de maaier absoluut noodzakelijk is, bv. bij zeer complexe
tuinen. De fabrieksinstellingen zijn zo geselecteerd dat ze
zouden moeten werken voor de meeste werkgebieden.
Doorrijbreedte
De doorrijbreedte bepaalt hoe ver de robotmaaier
verwijderd mag blijven van de begeleidingsdraad/
begrenzingsdraad wanneer hij deze van en naar het
laadstation volgt. Het gebied naast de draad dat de
robotmaaier dan gebruikt, wordt de corridor genoemd.
Door op diverse afstanden vanaf de draad te werken,
wordt de kans op spoorvorming verkleind. Om de kans
op spoorvorming te beperken, wordt aangeraden om de
grootste doorrijbreedte te kiezen die mogelijk is op basis
van de grootte van het werkgebied.
De robotmaaier stelt zelf de doorrijbreedte in afhankelijk
van de grootte van het maaigebied wanneer hij zich langs
een geleidingsdraad verplaatst. Dankzij het ingebouwde
automatische mechanisme kan de robotmaaier de
afstand vanaf de draad variëren op basis van waar in het
werkgebied deze zich bevindt. De doorrijbreedte wordt
bijvoorbeeld automatisch verkleind in smalle doorgangen.
De fabrieksinstellingen zijn geschikt voor veel
werkgebieden, d.w.z. dat de robotmaaier zelf de
ingebouwde functies kan gebruiken om de grootst
mogelijke doorrijbreedte aan te houden. In complexere
tuinen, bv. waar de begeleidingsdraad dicht bij obstakels
is gelegd omdat deze obstakels niet met behulp van
de begrenzingslus konden worden geïsoleerd, kan de
bedrijfszekerheid worden verbeterd door een aantal van de
hieronder vermelde handmatige instellingen door te voeren.
Doorrijbreedte > Begrenzing
De doorrijbreedte is in te voeren in intervallen van 1-9. Het
eerste cijfer van het interval specificeert de kleinste afstand
tot aan de begrenzingslus en het tweede cijfer specificeert
de grootste afstand.
De afstand die de robotmaaier van de begrenzingslus
verwijderd blijft, varieert op basis van de indeling van
het werkgebied. Gebruik de functie Test in Installatie >
Tuindekking > Gebied X > Meer > Test om de verschillende
waarden te testen.
Gebruik de cijfertoetsen om het gewenste interval op te
geven.
De fabrieksinstelling is 3-6.
310,315,NL.indd 55
MENUFUNCTIES
3012-1249
3012-1076
3012-1216
3012-1367
Nederlands - 55
2015-04-14 16.28