C O N F I G U R A T I O N
N EW S E N S OR T Y P E
s e l e c t :
8
N E W S E N S O R T Y P E
R EMO V E S E N S OR
< s e t > w h e n
N E W S E N S O R T Y P E
N EW S E N S OR
p l e a s e
i n s e r t
N E W S E N S O R T Y P E
L O A D N EW D A T A ?
< s e t >
t o c o n f i r m
N E W S E N S O R T Y P E
L O A D I NG D A T A !
p l e a s e w a i t
C O N F I G U R A T I O N
G A S N AME
s e l e c t :
9
G A S N A M E
A
s H 3
p l e a s e e n t e r
Satellite XT R-versie
Hiermee kan de gebruiker het instrument afstellen
voor een nieuw sensortype met een onderdeelnummer
dat verschilt van de oude sensor. Zie hoofdstuk 8 voor
o f
1 0
sensorinformatie.
Druk op de <set>-toets en volg de instructie die
verschijnt.
Verwijder de huidige geïnstalleerde sensor. Druk op de
<set>-toets om verder te gaan.
r e a d y
Plaats de nieuwe sensor. Druk op de <set>-toets om
verder te gaan.
!
Druk op de <set>-toets om de gegevens voor de
nieuwe sensor te laden.
Het instrument zet nu de nieuwe gegevens van
de sensor over naar het interne geheugen van de
eenheid.
!
Hiermee kan de gebruiker een gasnaam
ingeven die verschilt van de naam in het
o f
1 0
sensorgegevensgeheugen. Er kunnen tot 7
alfanumerieke tekens worden ingevoerd.
Druk op de <set>-toets om verder te gaan. Het
instrument zal de huidige gasnaam tonen.
Gebruik de cursortoetsen <left> of <right> om
de gewenste positie te bereiken. Gebruik de
cursortoetsen <up> en <down> om de tekens te
!
selecteren die u wilt invoeren. Druk op <set> na het
volledig invoeren van de nieuwe gasnaam of op <esc>
om af te sluiten.
Configuratie - Hoofdstuk 6
Nieuw sensortype
Sensor verwijderen
Nieuwe sensor
Nieuwe gegevens laden?
Gegevens laden!
Gasnaam
<Huidige gasnaam>
6-11