Het actieve filter bedienen
NB
Een actief HAND-OFF-AUTO-signaal via de digitale
ingangen heeft een hogere prioriteit dan de bedienings-
toetsen [Hand on] en [Auto on].
[Reset]
Wordt gebruikt om het filter te resetten na een alarm
(trip). De toets kan worden ingesteld op Ingesch. [1] of
Uitgesch. [0] via 0-43 [Reset] Key on LCP.
De parametersnelkoppeling
kan worden uitgevoerd door de [Main Menu]-toets
5
5
gedurende 3 seconden in te drukken. De parametersnel-
koppeling geeft directe toegang tot elke mogelijke
parameter.
5.1.2 Gegevens wijzigen
Voor het wijzigen van gegevens geldt dezelfde procedure,
ongeacht of de parameter is geselecteerd via het
Snelmenu of het Hoofdmenu. Druk op [OK] om de geselec-
teerde parameter te wijzigen. De procedure voor het
wijzigen van data is verschillend al naargelang de geselec-
teerde parameter een numerieke gegevenswaarde of een
tekstwaarde vertegenwoordigt.
5.1.3 Een tekstwaarde wijzigen
Als de geselecteerde parameter een tekstwaarde heeft, is
de tekstwaarde te wijzigen via de navigatietoetsen
omhoog/omlaag.
De toets omhoog verhoogt de waarde en de toets omlaag
verlaagt de waarde. Plaats de cursor op de waarde die u
wilt opslaan en druk op [OK].
Afbeelding 5.1 Displayvoorbeeld
5.1.4 Een groep numerieke
gegevenswaarden wijzigen
Als de gekozen parameter een numerieke gegevenswaarde
vertegenwoordigt, kunt u de gekozen gegevenswaarde
wijzigen met behulp van de navigatietoetsen [◄] [►] en [
▼
[
]. Gebruik de navigatietoetsen [◄] en [►] om de cursor
horizontaal te verplaatsen.
50
VLT Active Filter AAF 00x
740 tpm
10,64 A
Basisinstellingen
0-01 Taal
[7] Nederlands
MG.90.V2.10 – VLT
Afbeelding 5.2 Displayvoorbeeld
Gebruik de navigatietoetsen omhoog/omlaag om de
gegevenswaarde te wijzigen. De toets omhoog verhoogt
de waarde en de toets omlaag verlaagt de waarde. Plaats
de cursor op de waarde die u wilt opslaan en druk op
[OK].
Afbeelding 5.3 Displayvoorbeeld
5.1.5 Geïndexeerde parameters uitlezen en
programmeren
Parameters worden geïndexeerd wanneer ze in een
roterende stapel worden geplaatst.
15-30 Alarmlog: foutcode tot 15-32 Alarmlog: tijd bevatten
een foutlog die kan worden uitgelezen. Selecteer een
parameter, druk op [OK] en gebruik de navigatietoetsen
omhoog/omlaag om door de geïndexeerde waarden te
schuiven.
Gebruik 3-10 Ingestelde ref. als een ander voorbeeld:
Selecteer de parameter, druk op [OK] en gebruik de
navigatietoetsen omhoog/omlaag om door de
1 [1]
0-0*
geïndexeerde waarden te schuiven. Wijzig de waarde van
de parameter door de geïndexeerde waarde te selecteren
en op de toets [OK] te drukken. Wijzig de waarde via de
toetsen omhoog/omlaag. Druk op [OK] om de nieuwe
instelling op te slaan. Druk op [Cancel] om te annuleren.
Druk op [Back] om de parameter te verlaten.
5.1.6 Tips en trucs
•
Het AAF bevat standaardparameters die de
noodzaak voor wijzigingen minimaliseren. Voor
de meeste toepassingen kunt u met behulp van
het Snelmenu en de Snelle setup op eenvoudige
en snelle wijze toegang krijgen tot alle
▲
benodigde specifieke parameters.
]
•
Voer een Auto CT uit voor alle zelfstandig
werkende filters om de stroomsensor correct in te
stellen. Het instellen via een Auto CT is alleen
mogelijk wanneer CT's zijn geïnstalleerd bij het
PCC (Point of Common Coupling – gemeenschap-
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
0.0%
0.00
1(1)
C T S ettings
300-2*
300-20 C T P r imar y
R a ting
20 0 A
0