.3.25
KaCool D AF –
Koudwater-klimaatsystemen
Montage- en installatiehandleiding
Montage (algemeen)
Serie 1–4
1
1
2
2
Serie 5–7
1
1
2
2
1
Condensaatbak voor ventielmodulen
2
Designkap in RAL 9010 (zuiver wit)
Cassette basisapparaat
(zonder kap)
Tussenplafond
26
Behaaglijk gevoel dankzij AtmosFeel
De plafondcassette kan in een verlaagd plafond of aan een
plafond van ruw beton (zonder constructie met verlaagd
plafond) worden gemonteerd.
Eerst moet de koel- resp. verwarmingslast van de ruimte
worden berekend en moet de passende plafondcassette (ook
vanuit geluidstechnisch oogpunt) worden uitgekozen.
Na het uitkiezen van de cassette wordt de optimale positie
bepaald. Er dient op te worden gelet dat er geen tochtstromen
optreden en dat de cassettes niet te dicht bij wanden worden
gemonteerd (minimumafstand van 1,4 m). Als er meer cassettes
in een ruimte worden gemonteerd, dienen deze verdeeld over
de ruimte en op een minimumafstand van 4 meter ten opzichte
van elkaar te worden gemonteerd.
De installatie van de plafondcassette moet waterpas worden
uitgevoerd. Tussen het ruwe plafond en de cassette moet een
minimumafstand van 10 mm in acht worden genomen.
Direct onder de plafondcassette mogen zich geen voorwerpen
bevinden die de luchtstroming beïnvloeden of bij uittredend
water schade kunnen oplopen.
Directe inwerking van warmte door lampen of invallend
licht op de cassette (en temperatuursensor) moet worden
voorkomen.
LET OP!
Montagehoogte binnen het tussenplafond
Houd er rekening mee dat de onderkant van
de cassette-eenheid (zonder gemonteerde kap)
niet gelijk met het systeemplafond mag worden
aangebracht.
Er moet een afstand van 6-8 mm worden voorzien
tussen de onderkant van het verlaagde plafond en
de onderkant van de cassette-eenheid!