8.3.3
Levensduur van de contactor
Het schakelapparaat verslijt door het gebruik van de kettingtakel. De levensduur ervan is bepaald voor de opge‐
geven belastinggroep. Bij extreem vaak schakelen is voortijdige slijtage mogelijk.
Kettingtakel
DC 1
DC 2
DC 5
DC 10
DC 10; DC–Pro 15
Tab. 39
De displaywaarde C geeft de te verwachten levensduur van de contactor vermenigvuldigd met 100.000 aan. De‐
ze waarde is bij normale arbeidsomstandigheden bepaald. Bij afwijkende omstandigheden kan de levensduur van
de contactor korter of langer zijn, „Weergave van softwareversie, bedrijfsuren, aantal cycli", Pagina 30.
Bij het bereiken van de desbetreffende displaywaarde raden wij aan de contactor of de besturingsmodule te ver‐
vangen, „Contactor op de stuurprintplaat vervangen", Pagina 113.
8.3.4
Maatregelen voor het realiseren van veilige bedrijfsperioden (S.W.P.)
8.3.4.1
Algemeen
Door de veiligheids- en gezondheidseisen van de EG-machinerichtlijn is het wettelijk vereist om bijzondere geva‐
ren te elimineren, die bijv. door vermoeiing en veroudering kunnen optreden.
Deze eis weerspiegelt komt terug in de voorschriften van de Duitse wettelijke ongevallenverzekering (DGUV).
De exploitant van standaard hijswerktuigen is bovendien verplicht het daadwerkelijke gebruik van de kettingtakel
aan de hand van bedrijfsuren, lastcollectieven en/of registratiefactoren te bepalen. De basis is hierbij de FEM
9.755/06.1993 Maatregelen voor het bereiken van veilige werkingsperioden van motorisch aangedreven stan‐
daard hijswerktuigen (S.W.P.).
Deze regel heeft als doel om maatregelen voor het bereiken van veilige werkingsperioden (S.W.P. = Safe Wor‐
king Periods) gedurende de gehele gebruiksduur vast te leggen, alhoewel de kettingtakels conform de stand van
de techniek duurzaam geconstrueerd zijn. Voortijdige storingen/defecten zijn echter niet helemaal uit te sluiten.
Uit de FEM-regel 9.755 zijn volgende punten gehaald en op de elektrokettingtakel toegepast:
1.
Het bepalen van het daadwerkelijke gebruik op basis van looptijd en belasting dient minstens 1 keer per jaar
te worden gedocumenteerd.
2.
De looptijd T
3.
De belasting k
4.
Bij het aflezen van de looptijd T
den vermenigvuldigd.
5.
Bij het schatten van de bedrijfsuren en van het lastcollectief moet de vastgestelde waarde met de registratie‐
factor f =1,2 vermenigvuldigd worden.
6.
Het daadwerkelijke gebruik S wordt berekend: S = k
7.
Na het bereiken van de theoretische gebruiksduur moet een algehele revisie worden uitgevoerd.
8.
De exploitant van de kettingtakel moet opdracht geven voor alle controles en de algehele revisie.
Onder algehele revisie wordt verstaan:
Controle van de machine met als doel alle defecte of bijna defecte componenten en onderdelen te vinden en te
vervangen. De machine bevindt na een algehele revisie wat betreft de werkwijze en de prestatiewaarden in een
toestand die overeenkomt met dezelfde machine in nieuwtoestand.
Voor elektrokettingtakels, die volgens FEM 9.511 ingedeeld zijn, geldt de volgende theoretische gebruiksduur
(omgerekend in vollasturen):
Drijfwerkgroep
Gebruiksduur / uren vollast [h]
Tab. 40
Als de kettingtakel uitsluitend met deellast wordt gebruikt, dan wordt de daadwerkelijke gebruiksduur aanzienlijk
langer. Zo neemt bijv. bij een kettingtakel die gemiddeld met halve belasting wordt gebruikt de daadwerkelijke
70
Motortype
Displaywaarde C bij U
ZNK 71
ZNK 80
ZNK 100 A
ZNK 100 B
(bedrijfsuren) kan worden geschat of met behulp van de bedrijfsurenteller worden vastgesteld.
i
(lastcollectief) moet worden geschat.
mi
op de bedrijfsurenteller moet de waarde met de registratiefactor f = 1,1 wor‐
i
380 - 575 V
nominaal
80
80
60
50
20
• T
• f
mi
i
1Cm
1Bm
1Am
200
400
800
Displaywaarde C bij U
220 - 240 V
nominaal
80
60
50
20
-
2m
2m+
3m
1600
1900
3200
4m
6300