PowerKon LT
Montage-, installatie- en gebruikershandleiding
10
Onderhoud
10.1 Tegen opnieuw inschakelen beveiligen
Volg altijd de hieronder beschreven volgorde voor de beveiliging tegen opnieuw inschakelen:
1. Spanningsvrij schakelen.
2. Tegen opnieuw inschakelen beveiligen.
3. Controleren of er geen spanning meer aanwezig is.
4. Nabijgelegen, onder spanning staande delen afdekken of afschermen.
10.2 Onderhoudsschema
In de onderstaande paragrafen worden de onderhoudswerkzaamheden beschreven die voor een optimale en storingsvrije
werking van het apparaat noodzakelijk zijn.
Wanneer bij regelmatige controles een grotere slijtage wordt vastgesteld, moeten de betreffende onderhoudsintervallen wor-
den verkort in overeenstemming met de werkelijke slijtageverschijnselen. Neem bij vragen over onderhoudswerkzaamheden
en -intervallen contact op met de fabrikant.
Interval
Indien nodig
driemaandelijks
halfjaarlijks
halfjaarlijks
halfjaarlijks
halfjaarlijks
driemaandelijks
driemaandelijks
halfjaarlijks
42
GEVAAR!
Levensgevaar door onbevoegd of ongecontroleerd opnieuw inschakelen!
Als het apparaat door onbevoegden of ongecontroleerd opnieuw wordt ingeschakeld, kan ernstig tot dode-
lijk letsel ontstaan.
Controleer voor het opnieuw inschakelen of alle veiligheidsvoorzieningen zijn gemonteerd en goed wer-
ken en dat er geen gevaren voor personen bestaan.
Onderhoudswerkzaamheden
Regelmatige visuele controles en akoestische
controle op beschadigingen, vervuiling en wer-
king.
Filter op vervuiling controleren, reinigen en in-
dien nodig filter vervangen.
Apparaatonderdelen (warmtewisselaar, conden-
saatbak, condensaatpomp, vlotterschakelaar)
reinigen.
Waterzijdige aansluitingen, kleppen/ventielen en
schroefverbindingen op vuil, lekkage en werking
controleren.
Elektrische aansluitingen controleren.
Luchtvoerende onderdelen/oppervlakken reini-
gen.
Controleer de warmtewisselaar op vuil, bescha-
digingen, corrosie en lekkages. Als de warmte-
wisselaar vuil is, zuig het stof er dan voorzichtig
uit.
Controleer de condensaatbak, de vlotterschake-
laar en de afvoeraansluiting op vuil, beschadi-
gingen en lekkages. Verwijder eventuele con-
densaatafzettingen.
Controleer de dauwpuntsensor op vervuiling en
een juiste werking. Vervang de sensor indien no-
dig.
Personeel
Gebruiker
Gebruiker
Gebruiker
Gebruiker
Vakbekwaam personeel
Vakbekwaam personeel
Gebruiker
Gebruiker
Gebruiker