PowerKon LT
Montage-, installatie- en gebruikershandleiding
6.5.3.2
Condensaatafvoer met condensaatpomp (accessoire)
Het water wordt met de condensaatpomp aangezogen en via een aan de perszijde aan te sluiten slang (los meegeleverd) af-
gevoerd. Afhankelijk van de bouwkundige omstandigheden kan het water in afvoerleidingen, bijvoorbeeld met sifonaanslui-
ting, worden afgevoerd.
Bij een storing van de condensaatafvoer blijft het waterpeil stijgen totdat de vlotterschakelaar een alarmcontact activeert.
Het contact kan door externe signaalinrichtingen worden verwerkt.
Het is raadzaam dat de koelmodus bij activering van het alarmcontact automatisch, bijv. door een bouwzijdige uitschakel-
voorziening, wordt beëindigd om overstroming van de condensaatbak te voorkomen.
Condensaatafvoer
De condensaatafvoerleiding van de condensaatpomp moet met een natuurlijk afschot en met voldoende doorsnede (min.
6 mm) worden geïnstalleerd. Bij lange condensaatleidingen moet de doorsnede overeenkomstig worden vergroot.
Controleer of de condensaatleiding moet worden geïsoleerd om condensaatvorming langs de leiding te voorkomen.
Een starre overgang naar de bouwzijdige condensaatafvoer mag niet worden gebruikt omdat dan een langere drukslang
van de pomp nodig zou zijn. Wij adviseren een vrije overloop in een sifon.
Installatie, leidingaanleg van de condensaatpomp (accessoires)
De condensaatpomp heeft een voeding 230 V/50 Hz nodig. De aansluiting kan plaatsvinden via de klemmen van de PowerK-
on LT. Al naargelang de uitvoering van de regeling kan het alarmcontact op hulpklemmen of direct op de printplaat worden
aangesloten. De benodigde kabels zijn meegeleverd.
24