6.5.1 Aansluiting op het leidingnet
De aansluitingen van de aanvoer- en retourleidingen bevinden zich standaard aan de linker of aan de rechter zijkant van het
apparaat, gezien vanaf de voorplaat.
De pijpleidingen moeten zo worden aangebracht dat er geen mechanische spanningen op de warmtewisselaar worden over-
gebracht en dat de toegankelijkheid van het apparaat tijdens onderhouds- en reparatiewerkzaamheden niet wordt belem-
merd. Werkwijze bij een hydraulische aansluiting van het apparaat:
Sluit het verwarmings-/koelmedium af en beveilig het tegen onbedoeld openen voordat u het leidingwerk en de hydrauli-
sche aansluiting van het basisapparaat bouwzijdig installeert, anders bestaat er gevaar voor verbranding doordat het
verwarmingsmedium eruit loopt!
Bij koelinstallaties bestaat er een risico voor de gebruiker door de kou en een risico voor het milieu bij het gebruik van
glycol. Tref passende veiligheidsmaatregelen.
Verwijder beschermkappen van de aanvoer- en retourleiding.
Bij koelmodus moeten de leidingen en, indien nodig, ventielen direct boven de condensaatbak aan de zijkant (accessoi-
re) worden geïnstalleerd om het condensaat dat zich bij koeling op de pijpleidingen ophoopt, naar de bak af te voeren.
Dicht de aansluitingen af en schroef deze vast. Beveilig de wartelmoer tegen afsnijden en verdraaien.
Bij het aansluiten van het apparaat op de pijpleidingen bouwzijdig is het van essentieel belang dat de wateraansluitin-
gen met geschikt gereedschap worden vastgezet!
Zorg voor ontluchting van de pijpleidingen bouwzijdig.
Gebruik geschikt isolatiemateriaal, maak bij koelinstallaties gebruik van diffusiedicht isolatiemateriaal.
Na voltooiing van alle aansluitingswerkzaamheden moeten alle schroefverbindingen opnieuw worden aangedraaid en
worden gecontroleerd op een spanningsloze installatie.
Afb. 6: Aansluitafmetingen PowerKon LT
Aansluiting rechts
A
780 / 1030 / 1220
B
Montage-, installatie- en gebruikershandleiding
Aansluiting links
PowerKon LT
21