Inhoudsopgave
Advertenties
Controlelijst vóór het starten
•
De gebruiker moet op de hoogte zijn van de veilige navigatie-, vaar- en bedieningsprocedures.
•
Er is voor elke persoon aan boord een passend reddingsvest beschikbaar.
•
Er is een ringvormige reddingsband of een drijfkussen aan boord voor het geval er iemand overboord
slaat.
•
Wees op de hoogte van het maximale laadvermogen van de boot. Kijk op het specificatieplaatje op de
boot.
•
De ladingstoestand (SOC) van de accu moet vol zijn. Voor korte reizen is een minimale acculading van
30% vereist voordat de buitenboordmotor kan worden gebruikt.
•
Rangschik passagiers en lading zodanig in de boot dat het gewicht gelijk is verdeeld.
•
Vertel iemand de bestemming en de verwachte terugkomsttijd.
•
Bedien een boot niet onder invloed van alcohol of drugs.
•
Ken de wateren en het gebied dat wordt doorkruist; getijden, stromingen, zandbanken, rotsen en
andere gevaren.
•
Voer de inspectiecontroles uit die staan vermeld in Inspectie- en onderhoudsschema.
Elektromagnetische straling kan de dood of ernstig lichamelijk letsel veroorzaken bij personen met een
pacemaker of een inwendig defibrillatorapparaat.
Iedereen met een pacemaker moet een afstand van minstens 50 cm (19,7 in.) bewaren tot de accu, de
motor en de laders.
Instructies vóór het starten
1.
Controleer de ladingstoestand (SOC) van de accu aan de hand van de leds en het display.
2.
Controleer of het geluidsalarm werkt wanneer de buitenboordmotor wordt ingeschakeld.
3.
Test de werking van de dodemansschakelaar en controleer of de dodemansschakelaar in goede staat
is.
4.
Voordat de dodemansschakelaar weer in de operationele positie wordt geplaatst, moet worden
gecontroleerd of de neutrale indicaties van de stuurknuppel zijn uitgelijnd (modellen met stuurknuppel).
BELANGRIJK: Bij Avator-buitenboordmodellen met stuurknop wordt aanbevolen de dodemansschakelaar uit
de opgeborgen positie te halen voordat u de buitenboordmotor aanzet. Dit voorkomt dat de bestuurder de
buitenboordmotor onbedoeld in een versnelling zet.
5.
Zet de buitenboordmotor aan en plaats de dodemansschakelaar terug in de operationele positie.
6.
Controleer of de trimvergrendeling werkt.
7.
Controleer het systeem op actieve storingen met behulp van het display en de led-indicatoren van de
accu.
8.
Gebruik de stuurknuppel of de afstandsbediening om de versnelling te veranderen.
De buitenboordmotor in- en uitschakelen: Modellen met stuurknuppel
BELANGRIJK: Om de buitenboordmotor in noodgevallen te stoppen, trekt u aan het koord op de
stuurknuppel.
1.
Inspecteer de buitenboordmotor en controleer de volgende punten:
•
De accu is geïnstalleerd in de buitenboordmotor.
•
De dodemansschakelaar is bevestigd.
•
De gashendel staat in de neutrale stand.
•
De schroef ligt in het water en is vrij van obstakels.
nld
BEDIENING
WAARSCHUWING
!
73
Advertenties
Inhoudsopgave
