8. Monteer het papieren luchtfilterelement.
Opmerking: Monteer een nieuw papieren
luchtfilterelement als u het oude element weggooit.
9. Plaats het luchtfilterdeksel en zet dit vast met de
schroef.
Motorolie verversen
Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren
Om de 50 bedrijfsuren
Ververs de olie na de eerste 8 bedrijfsuren en daarna
om de 50 bedrijfsuren of elk seizoen (vaker in stoffige
of vuile omstandigheden).
1. Laat de motor eerst lopen zodat de motorolie wordt
opgewarmd.
Opmerking: Warme olie is vloeibaarder en voert
vervuilingen beter mee.
De olie kan heet zijn nadat de motor heeft
gelopen; contact met hete olie kan ernstig
brandwonden veroorzaken.
Vermijd contact met hete motorolie als u deze
aftapt.
2. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
3. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Figuur 11).
4. Plaats een geschikte opvangbak onder de rechterzijde
van de maaimachine.
5. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien
en eruit te trekken.
6. Hef de rechterkant van de maaimachine op om de
olie in de opvangbak te laten lopen.
Opmerking: U kunt de olie ook uit het carter
verwijderen met behulp van een olieafzuigpomp.
7. Zet de maaimachine terug in de bedrijfsstand.
8. Steek de peilstok in de vulbuis en draai de dop
rechtsom totdat deze goed vast zit.
9. Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende
voorschriften.
10. Vul het carter met nieuwe olie tot aan de
Vol-markering op de peilstok. Zie Carter vullen met
olie.
11. Veeg eventueel gemorste olie weg.
Onderhoud van de bougie
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren
Controleer de bougie om de 100 bedrijfsuren. Gebruik
een NGK BPR5ESbougie of een bougie van een
equivalent type.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Figuur 11).
3. Maak de omgeving van de bougie schoon.
4. Haal de bougie uit de cilinderkop.
Belangrijk: Als de bougie gebarsten of vuil
is, moet deze worden vervangen. U mag de
elektroden niet reinigen omdat hierdoor gruis in
de cilinder terecht kan komen. Dit leidt meestal
tot beschadiging van de motor.
5. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm (Figuur 27).
1. Centrale elektrode met isolator
2. Massa-elektrode
3. Elektrodenafstand (niet op schaal weergegeven)
6. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.
7. Draai de bougie vast met een torsie van 23 Nm.
8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
19
Figuur 27