Hoofdstuk 2
De Printer Driver gebruiken
Opties / standaardwaarden van het stuurprogramma selecteren (voor
Windows)
Voordat u met de printer aan de slag gaat, wordt u aangeraden de standaardinstellingen van het
stuurprogramma te wijzigen. Ook moet u wanneer er opties geïnstalleerd zijn, deze opties
"declareren" in het stuurprogramma.
1. Kies de eigenschappen van het stuurprogramma.
2. Als u geïnstalleerde opties heeft, gaat u verder met de volgende stap. Ga anders verder met stap
9.
3. Selecteer het tabblad Configure (Configuratie).
4. Controleer of de geïnstalleerde opties correct worden weergegeven. Zo niet, dan gaat u verder met
de volgende stap. Anders gaat u verder met stap 8.
5. Klik op Refresh om automatisch de geïnstalleerde opties te configureren.
Opmerking:
Refresh is alleen beschikbaar als de printer is uitgerust met bi-directionele communicatie; zo niet dan
is dit grijs weergegeven.
In Windows Vista of Server 2008 kan Refresh ook aangeklikt worden wanneer de machine is
aangesloten via USB.
6. Selecteer in de lijst Device Options (Apparaatoptie's) een optie, één tegelijk, en selecteer
dan EnableofDisable (Uitschakelen)in het menu Settings (Instellingen).
Opmerking:
❏ Voor modellen met een ingebouwde duplexeenheid (Epson AcuLaser C3900DN) selecteert u
EPSON AL-C3900 voor Model in de lijst Device Options (Apparaatoptie's).
❏ Als Printer Memory (Printergeheugen) is geselecteerd, selecteert u 256MB (256 MB) of
768MB (768 MB), in overeenstemming met het aanwezige geheugen. De standaard
fabrieksinstelling is 256MB (256 MB).
AcuLaser C3900 Series
De Printer Driver gebruiken
Gebruikershandleiding
20