Advertenties
DRAAD SPANNINGEN VOOR RECHT STIKKEN
Een
goed stiksel wordt bereikt, als de
spanning
van de bovendraad en
de
onderdraad groot genoeg is om de beide draden naar het midden
van
de stofdikte
te trekken
en
een vaste steek te maken, zoals
Afb. 26
laat
zien.
Wanneer
de spanningen niet in evenwicht zijn, zoals in
Afb. 27, kan de
bovendraad
recht op de bovenkant van het weefsel komen te liggen,
wat
veroorzaakt wordt door een te grote spanning
van
de bovendraad,
of een
te kleine
spanning
van de onderdraad.
Wanneer
de
spanningen
niet in evenwicht zijn, zoals in Afb. 28, kan de
onderdraad
recht tegen de onderkant van het weefsel komen te liggen,
wat
veroorzaakt wordt door een te kleine
spanning van
de bovendraad,
of
een
te grote
spanning van
de onderdraad.
REGELEN VAN DE BOVENSPANNING
Afb. 26.
Goede
steek.
Afb. 27.
Sfrchte steek.
Afb. 28.'!!._Slechte steek.
De
spanning van
de bovendraad kan alleen versteld worden, wanneer de persvoet omlaag
staat.
De cijfers
"O" tot "9" op de schaal
H2, Afb. 29, geven de verschillende spanningen aan, waarop
inge steld kan worden.
De cijfers
geven
dus
geen
draaddikte aan.
Wanneer
de
spanning
juist ingesteld is voor normal naaiwerk, dient U het cijfer waarop de lijn
J2
staat, te onthouden.
Later kunt U
er
dan weer op
instellen,
indien
U
de
spanning
hebt moeten
veranderen voor
speciaal
werk of
voor garen
van andere dikte.
J 2
Vermeerderen van de spanning : draai knop sehroef K2 geleidelijk naar
rechts (volgens de wijzers van de klok) totdat de vereiste spanning bereikt
is.
Elk hoger nummer
geeft
meer
spanning
aan.
Verminderen van de spanning :
draai knopschroef K2 geleidelijk naar
H2
links (tegen de wijzers van de klok), totdat de vereiste
spanning
bereikt is.
Afb. 29.
Bovenspanning.
Elk lager nummer geeft minder
spanning aan.
De
spanningwijzer
J2
heeft
een
+
en
een -
teken, welke de richting
aangeven,
waarin de knopschroef
gedraaid
moet worden om de
spanning
te
vermeerderen
of te
verminderen.
33
Advertenties
