22
|
Inbedrijfstelling
22.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling
22.5 Over proefdraaien van de SV-unit
22.6 Over proefdraaien systeem
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
170
Voor proefdraaien van de SV-unit. Zie de montagehandleiding van de SV-unit voor meer
informatie.
Testen.
Voor proefdraaien van de SV-unit/controle aansluiting binnenunit (optioneel).
Het proefdraaien van de SV-unit moet worden uitgevoerd op alle SV-units in het
systeem, en dit voorafgaand aan het proefdraaien van de buitenunit. Het
proefdraaien
van
veiligheidsmaatregelen correct zijn geïnstalleerd. Zelfs wanneer er geen
veiligheidsmaatregelen zijn vereist, moet dit proefdraaien van de SV-unit worden
uitgevoerd en het resultaat bevestigd omdat bij het proefdraaien van de buitenunit
deze bevestiging voor alle SV-units in het systeem wordt gecontroleerd. Zie de
montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de SV-unit voor meer informatie.
OPMERKING
Alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen moeten klaar zijn alvorens de units
(buitenunits, SV-units of binnenunits) onder spanning worden gezet. Wanneer de
units onder spanning worden gezet, worden de expansiekleppen geïnitialiseerd. Dit
betekent dat de kleppen worden gesloten.
Als een deel van het systeem al eerder onder spanning werd gezet, dan moet EERST
instelling [2-21] op de buitenunit worden geactiveerd om de expansiekleppen
opnieuw te openen, WAARNA u de unit opnieuw uitschakelt om de SV-unit te laten
proefdraaien.
OPMERKING
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt de storingscode
aangegeven op de gebruikersinterface en is de normale werking niet mogelijk of
kunt u een binnenunit niet afzonderlijk laten proefdraaien.
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het volledige
systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en beoordeeld:
▪
Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met binnenunits).
▪
Controle of de afsluiters openen.
▪
Bepaling van de leidinglengte.
▪
Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk worden
gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één met een normale
regeling op de gebruikersinterface na het beëindigen van het proefdraaien. Zie
de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over
afzonderlijk proefdraaien.
de
SV-unit
moet
bevestigen
dat
de
RYMA5+RXYA8~20A7Y1B
VRV 5 warmtepomp
4P749918-1 – 2023.12
vereiste