20
|
Elektrische installatie
20.6 Voeding aansluiten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
140
De voedingskabel MOET met een lokaal voorziene klem op de beugel worden
bevestigd om te voorkomen dat er externe krachten op de aansluitklem worden
uitgeoefend. De groen en geel gestreepte draad MAG ALLEEN worden gebruikt
voor de aarding.
Zie
"20.1.6 Specificaties van standaard
vereisten inzake bedrading.
5~12 HP
a
c
b
d
14~20 HP
c
b
d
a
a Voeding (380~415 V, 3N~ 50 Hz)
b Zekering
c Aardlekbeveiliging
d Aardingskabel
e Klemmenstrook voeding
f Sluit elke stroomdraad aan: RED op L1, WHT op L2, BLK op L3 en BLU op N
g Aardingsdraad (GRN/YLW)
h Kabelbinder
i Schotelring
j Draai de aardingskabel rond de klem wanneer u hem aansluit.
OPMERKING
Sluit de voeding nooit aan op de klemmenstrook van de transmissiebedrading.
Anders kan het hele systeem onklaar raken.
VOORZICHTIG
▪
Bij het aansluiten van de voeding: sluit eerst de aardingskabel aan vóór de
stroomvoerende draden worden aangesloten.
▪
Bij het losmaken van de voeding: maak eerst de stroomvoerende draden los vóór
de aarding wordt losgemaakt.
▪
De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de
klemmenstrook MOET zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten
vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken
van de trekontlasting.
Aanhaalmoment van de klemschroeven:
Schroefmaat
M8 (klemmenblok voeding)
M8 (aarding)
bedradingscomponenten" [
e
f
g
i
j
h
e
f
g
i
j
h
Aanhaalmoment (N•m)
5,5~7,3
4
135] voor
RYMA5+RXYA8~20A7Y1B
VRV 5 warmtepomp
4P749918-1 – 2023.12