bevestigd aan de motor.
3.
Beweeg de kabel totdat de hendel van de
snelheidsregeling de schroef van de
leegloopsnelheid raakt.
Afbeelding 36
1. Gaskabel
2. Kabelklem
3. Hendel van de snelheidsregeling
4. Schroef van de leegloopsnelheid
4.
Draai de kabelschroefklem vast en controleer de
toerentalafstelling van de motor.
AFSTELLING
LEEGLOOPSNELHEID (Afb. 36)
1.
Zet de gashendel op LANGZAAM.
2.
Draai de borgmoer op de schroef van de
leegloopsnelheid los.
3.
Stel met de schroef de leegloopsnelheid af op
1100 tpm.
4.
Draai de borgmoer vast.
HET CONTROLEREN VAN DE
PARKEERREM
1.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, activeer de parkeerrem en zet
de ontstekingsschakelaar op OFF/AF om de motor
uit te schakelen. Neem de sleutel uit het contact.
2.
De aangedreven wielen dienen geblokkeerd te
worden als de rem wordt geactiveerd. Indien de
wielen niet worden geblokkeerd maar meedraaien,
dient de rem afgesteld te worden; zie Het afstellen
van de parkeerrem.
3.
Schakel de parkeerrem uit; de wielen zouden nu
ongehinderd rond moeten draaien.
4.
Indien aan beide voorwaarden is voldaan, is er geen
afstelling meer nodig.
BELANGRIJK:
Wanneer de parkeerrem uitgeschakeld
is, moeten de wielen ongehinderd rond kunnen
draaien. Indien de rem niet goed functioneert en de
wielen niet goed rond draaien, dient u onmiddellijk
contact op te nemen met uw service dealer.
HET AFSTELLEN VAN DE
PARKEERREM (Afb. 37)
Indien de wielen niet rond draaien als de hendel van de
parkeerrem in de OFF/UIT positie staat, of wanneer de
rem niet houdt wanneer de hendel in de ON/IN positie
wordt gezet, dan dient de rem te worden afgesteld.
1.
Zet de hendel van de rem in de ON/IN positie.
2.
Meet de afstand tussen de bedieningsarm van de
schijfrem en de stoppin op de asbehuizing. De
afstand zou kleiner dan 6 mm moeten zijn.
3.
Indien de afstand groter is dan 6 mm, moet de
borgmoer worden aangehaald om de afstand te
verkleinen.
4.
Zet de hendel van de parkeerrem op OFF/UIT,
controleer de speling tussen de remblokken en de
schijf met een voelermaat. De correcte speling is
ongeveer 0,25 mm.
5.
De bedieningsarm mag niet meer dan 10 mm weg
zijn van de STOP-aanduiding wanneer de hendel
van de parkeerrem in de OFF/UIT positie staat
Onderhoud
27