Bediening
MOTOR STARTEN/AFZETTEN
1.
Schakel de parkeerrem in en zet de aftakas-
schakelaar op ONTKOPPELD.
2.
Neem uw voet van de tractiepedaal en zorg ervoor
dat deze in de neutraalstand staat.
3.
Zet de gashendel op LANGZAAM.
4.
Draai het contactsleuteltje naar rechts op LOOPT.
Het waarschuwingslampje van de gloeibougie gaat
branden.
5.
Als het waarschuwingslampje van de gloeibougie is
gedoofd, draait u het sleuteltje op START. Als de
motor start, laat u het sleuteltje los.
BELANGRIJK. Laat startpogingen niet langer
dan 30 seconden duren om oververhitting van de
startmotor te voorkomen.
6.
Als de machine niet direct start, zet u de gashendel
op SNEL en draait u het sleuteltje op START.
N.B.: Meerdere startpogingen kunnen nodig zijn,
als u de machine voor de eerste keer start nadat het
brandstofsysteem geheel zonder brandstof is
geweest.
7.
Zet de gashendel op LANGZAAM (als deze op
SNEL staat) en laat de motor enkele minuten warm
draaien voordat de machine wordt belast.
8.
Als de machine voor de eerste keer wordt gestart of
na een revisie, moet u de machine één tot twee
minuten voorwaarts en achterwaarts laten
functioneren. Kijk ook of de lifthendel en de
aftakas-schakelaar functioneren om er zeker van te
zijn dat alle onderdelen naar behoren werken.
Draai het stuur naar links en rechts om te
controleren of de stuurinrichting functioneert. Zet
daarna de motor af en controleer de machine op
olielekken, loszittende onderdelen en andere
zichtbare gebreken.
Schakel de motor uit en wacht totdat alle be-
wegende delen stil staan alvorens te controleren
op olielekkages, loszittende onderdelen en andere
defecten.
9.
Om de motor af te zetten, moet u de gashendel
omlaag bewegen en op LANGZAAM zetten, de
aftakas-schakelaar op UIT zetten en het
contactsleuteltje op UIT draaien. Haal het sleuteltje
uit de schakelaar om te voorkomen dat de motor per
ongeluk start.
10. Schakel de parkeerrem in.
11. Sluit de brandstofafsluitklep, voordat u de machine
opslaat.
ONTLUCHTING VAN HET
BRANDSTOFSYSTEEM (Afb. 16)
1.
Zet de machine op een horizontaal vlak. Zorg
ervoor dat de brandstoftank minstens half vol is.
2.
Draai de ontluchtingschroef op de
brandstofinspuitpomp open.
Omdat dieselolie brandbaar is, moet u deze
opslaan op een veilige plaats en er voorzichtig
mee omgaan. Rook niet tijdens het vullen van de
brandstoftank. Vul de tank niet als de motor loopt
of heet is, of als de machine zich in een afgesloten
ruimte bevindt. Vul de tank altijd in de open lucht
en veeg gemorste dieselolie op voordat u de motor
start. Bewaar brandstof in een schone, veilige tank
en zorg ervoor dat de dop goed dicht zit. Gebruik
dieselolie uitsluitend voor de motor, niet voor
andere doeleinden.
3.
Draai het contactsleuteltje op AAN. De elektrische
brandstofpomp gaat werken waardoor de lucht rond
de ontluchtingsschroef naar buiten wordt gedreven.
Laat het sleuteltje op AAN staan, totdat er een
dichte stroom dieselolie rond de ontluchtingschroef
LET OP
GEVAAR
17