Bediening
TRANSPORT
Zorg ervoor dat de liftarmen volledig zijn opgehaald en
de transportbeugel is geïnstalleerd en vastgezet met
behulp van de bevestiging (Afb. 17). Borg ook de
achterste maai-eenheid in de opgehaalde positie
(Afb. 18).
Als u op hellingen en ongelijk terrein werkt, dient u
altijd vaart te minderen en uiterst voorzichtig te werk
gaan voordat u draait, om te voorkomen dat de machine
kantelt of dat u de macht over de besturing verliest.
Houd uw ogen goed open en vermijd kuilen in het
terrein, abrupte hellingen en andere gevaarlijke situaties.
Om kostbare schades en stilstandtijd te voorkomen, dient
u ervoor te zorgen dat u aan de breedte van de Grounds
Pro 2000-D gewend bent. Probeer niet tussen onver-
plaatsbare voorwerpen die dicht bij elkaar staan, door te
rijden.
Afbeelding 17
1. Transportbeugel
1
Afbeelding 18
1. Borghendel achterste maai-eenheid
20
INSPECTIE EN REINIGING NA HET
MAAIEN
Na het maaien spoelt u de machine grondig af met
behulp van een tuinslang, zonder een spuitmond te
gebruiken waarbij een te hoge waterdruk kan leiden tot
vervuiling en beschadiging van pakkingen en lagers.
Spuit geen water rechtstreeks op een warme motor
NB:
of hete lagers.
Zorg ervoor dat de koelribben en de plaats rondom de
motorinlaat vrij worden gehouden van vuil en grass-
nippers. Inspecteer de machine na het maaien op
eventuele hydraulische lekkages, beschadigingen en
slijtage aan hydraulische en mechanische componenten.
Controleer of de maai-eenheden scherp zijn en het
contact tussen snijplaat en messenkooi correct is.
KENMERKEN MAAI-EENHEDEN
Het systeem om de instelling van de snijplaat aan te
passen met behulp van één enkele knop vereenvoudigt
de procedure om optimale maairesultaten te behalen.
Doordat de afstelling zo nauwkeurig is, wordt het
mogelijk dat de machine zichzelf continu scherpt –
waardoor scherpe snijranden en een goede maaikwaliteit
behouden blijven, en veel minder routinematig wetten
nodig is.
Tevens zorgt het positioneringssysteem van de achterste
roller voor de optimale stand en positie van de snijplaat
voor uiteenlopende maaihoogte-instellingen en
gazoncondities.
DAGELIJKSE AFSTELLINGEN
VOOR DE MAAI-EENHEID
Controleer elke dag voordat u gaat maaien, of zo vaak
als nodig is, elke maai-eenheid om na te gaan of het
contact tussen snijplaat en messenkooi correct is. Doe dit
zelfs als de maaikwaliteit acceptabel is.
1.
Schakel de motor uit en laat de maai-eenheden op
een hard oppervlak zakken.
2.
Draai de messenkooi langzaam in omgekeerde
richting en luister naar het contact tussen
messenkooi en snijplaat. Indien er geen duidelijk
contact is, draait u de stelknop voor de snijplaat met
de wijzers van de klok mee, klik voor klik, totdat