LaCie Wireless Space
Gebruikershandleiding
NFS (Network File System)
- Een protocol waarmee een compu-
ter toegang kan krijgen tot gegevens en apparaten in het netwerk.
Dit protocol, dat vergelijkbaar is met SMB/CIFS en AFP, werkt op
toepassingsniveau om bestanden en apparaten via het netwerk te
delen. NFS omvat opties voor het delen van mappen en volumes
in het netwerk.
NTP-server (Network Time Protocol)
bruikt om de tijd te synchroniseren voor computers die zich in het-
zelfde netwerk bevinden. Openbare NTP-servers zijn ook beschik-
baar op internet.
Poorttoewijzing
- Aangezien een poortnummer deel uitmaakt van
een netwerkadres, is het mogelijk om u op specifieke IP-adressen te
richten op poortnummer. Op deze manier kunnen externe compu-
ters of apparaten met IP-adressen communiceren met een bepaald
adres in een LAN. Een voorbeeld uit de echte wereld is een Play-
station®3 die wordt gebruikt voor een online game. Die bepaalde
game vraagt mogelijk een specifiek IP-adres en poortnummer aan
voor de netwerkcommunicatie.
Poortnummer
- Een andere laag van netwerkadressering die werkt
met protocollen zoals TCP/IP of UDP/IP. Een poortnummer wordt
voorgesteld door een nummer uit het bereik tussen 0 en 65535.
Gewoonlijk hoeft een gebruiker zich geen zorgen te maken over
poortnummers voor netwerkcommunicatie aangezien deze num-
mers lagen blijven in het adresseringsprotocol. Voor geavanceerd
gebruik moeten sommige poortnummers echter worden beheerd
of specifiek worden geopend wegens de verzoeken van hardware,
software of firewalls. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om poort 80 te
openen om online een videogame te spelen.
PPPoE (Point-to-Point Protocol over Ethernet)
col dat meerdere computers in een LAN verbindt met een gede-
eld toegangspunt. Het toegangspunt kan een DSL-modem (Digital
Subscriber Line), een kabelmodem of een draadloze verbinding met
internet zijn. PPPoE gebruikt het Point-to-Point-protocol (PPP - veel-
gebruikt voor standaardinbelservices) samen met het Ethernet-pro-
tocol, waardoor meerdere gebruikers in een LAN toegang kunnen
krijgen.
Afdrukserver
- Een netwerkapparaat dat is aangesloten op een of
meer printers en op clientcomputers via een lokaal netwerk. De ser-
ver kan afdruktaken ontvangen van de computers en deze verzen-
den naar de juiste printer(s).
Proxyserver
– Een speciale server die ondersteuning biedt bij client-
client-, client-server- en/of server-server-communicatie. Een veel-
voorkomend voorbeeld is een webserver die fungeert als portaal
voor bedrijfsverkeer naar internet. Voor elke client wordt het IP-adres
van de server weergegeven als proxyserver in de netwerkinstellingen
om toegang tot internet mogelijk te maken of e-mail te gebruiken.
QoS (Quality of Service)
- Hoe goed het netwerk of de server werkt.
QoS rapporteert over die factoren die van invloed kunnen zijn op
de staat van een netwerk, zoals bandbreedte, pakketverlies, vertra-
• DESIGN BY NEIL POULTON
- Een protocol dat wordt ge-
- Een netwerkproto-
gingen, enzovoort.
Externe toegang
- Gegevens openen of een server of werkstation be-
heren vanaf een afzonderlijk systeem of netwerk. De functie voor ex-
terne toegang op de Wireless Space omvat het maken van een host-
naam (in feite een unieke webadresnaam, zoals www.wirelessspace.
dyndns.org) die gemakkelijk beheer en toegang tot gegevens op het
apparaat mogelijk maakt vanaf een afzonderlijk netwerk.
SAMBA
- Een andere naam voor SMB. Zie SMB/CIFS
SMB/CIFS (Server Message Block/Common Internet File System)
Er zijn veel protocollen die een netwerk moet implementeren om
voor de juiste communicatie tussen systemen, servers en apparaten
(zoals printers) te zorgen. Bij normaal gebruik vraagt een compu-
ter een gedeeld bestand of apparaat aan dat wordt beheerd door
een server en reageert de server op het verzoek. SMB/CIFS (ook
wel 'Samba' genoemd) is een protocol dat is gericht op het niveau
waarop toepassingen een bestand of apparaat willen delen. SMB/
CIFS is compatibel met Linux, Mac en Windows, wat betekent dat
alle drie besturingssystemen zich in hetzelfde gedeelde netwerk met
servers en apparaten kunnen bevinden.
SMTP-server (Simple Mail Transfer Protocol)
netnorm voor e-mailcommunicatie via IP-adressering. SMTP wordt
gebruikt voor uitgaande e-mail, waarvoor meestal poort 25 wordt
gebruikt.
SOCKS (voor Sockets)
– Een protocol dat client-client- en/of client-
server-communicatie via een proxyserver mogelijk maakt. Twee
collega's willen bijvoorbeeld informatie uitwisselen, maar een van
beide wordt geblokkeerd door een firewall. Als ze het SOCKS-in-
ternetprotocol gebruiken, kunnen ze via een proxyserver commu-
niceren.
SPI (Stateful Packet Inspection)
firewallprogramma's, kan de uitgaande 'pakketten' van een netwerk
bijhouden om vast te stellen welke verzoeken om reacties bevatten.
De inkomende pakketten (e-mails, documenten, enzovoort) die gel-
dige reacties zijn, worden toegestaan door de firewall. Een beheer-
der kan ook firewallverkeersparameters instellen met SPI om ervoor
te zorgen dat ongewenste pakketten niet in het netwerk worden toe-
gestaan via het WAN.
SSH-server (Secure Shell)
- Een beveiligd netwerkprotocol om ge-
gevens tussen twee apparaten in hetzelfde LAN uit te wisselen. De
communicatie vindt plaats met een shell, zoals Opdrachtprompt
(Windows) of Terminal (Mac).
SSL (Secure Socket Layer)
- Een coderingsprotocol dat beveiliging
levert bij communicatie via internet.
Verklarende woordenlijst
pagina 103
- Een netwerk- en inter-
- SPI, dat wordt gebruikt in
-