12. Technische gegevens en installatie-afmetingen
12.1 Technische specificaties
Voedingsspanning
Motorbeveiliging
Beschermingsklasse
Isolatieklasse
Relatieve luchtvochtigheid
Systeemdruk
Voordruk
EMC (elektromagnetische com-
patibiliteit)
Geluidsbelasting
Omgevingstemperatuur
Temperatuurklasse
Oppervlaktetemperatuur
Vloeistoftemperatuur
Stroomverbruik in zomerstand
Specifieke EEI-waarden
Om condensatie in de besturingskast en stator te voorkomen,
moet de vloeistoftemperatuur altijd hoger zijn dan de omgevings-
temperatuur.
Omgevings-
temperatuur
Min.
[°C]
0
10
20
30
35
40
Als de temperatuur van de verpompte vloeistof
lager is dan de omgevingstemperatuur, zorgt u
Voorzichtig
ervoor dat de pomp is geïnstalleerd met de
pompkop en de stekker in positie 6 uur.
In huishoudelijke warmwatersystemen adviseren
we om de vloeistoftemperatuur lager dan 65 °C te
houden om het risico op kalkaanslag te voorko-
men.
Voorzichtig
De temperatuur van de verpompte vloeistof moet
altijd hoger zijn dan 50 °C vanwege het risico op
legionella.
Aanbevolen boilertemperatuur: 60 °C.
20
1 x 230 V ± 10 %, 50/60 Hz, PE.
Voor de pomp is geen externe motorbeveiliging nodig.
IPX4D.
F.
Maximaal 95 % RV.
Maximaal 1,0 MPa, 10 bar, 102 m opvoerhoogte.
Vloeistoftemperatuur
≤ 75 °C
90 °C
110 °C
EMC Richtlijn (2004/108/EC).
Gebruikte normen: EN 55014-1:2006 en EN 55014-2:1997.
De geluidsdruk van de pomp is minder dan 43 dB(A).
0-40 °C.
TF110 tot CEN 335-2-51.
De maximale oppervlaktetemperatuur zal niet hoger zijn dan 125 °C.
2-110 °C.
< 0,8 watt
ALPHA2 XX-40: EEI ≤ 0,15.
ALPHA2 XX-50: EEI ≤ 0,16.
ALPHA2 XX-60: EEI ≤ 0,17.
ALPHA2 XX-80: EEI ≤ 0,18
ALPHA2 XX-40 A: EEI ≤ 0,18.
ALPHA2 XX-60 A: EEI ≤ 0,20.
Vloeistoftemperatuur
Max.
[°C]
[°C]
2
110
10
110
20
110
30
110
35
90
40
70
Minimale voordruk
0,005 MPa, 0,05 bar, 0,5 m opvoerhoogte
0,028 MPa, 0,28 bar, 2,8 m opvoerhoogte
0,108 MPa, 1,08 bar, 10,8 m opvoerhoogte