7. Instellen van de pomp
7.1 Pompinstelling voor twee-pijps
verwarmingssystemen
H
Afb. 14 Keuze van pompinstelling voor systeemtype
Fabrieksinstelling: AUTO
ADAPT
Aanbevolen en alternatieve pompinstellingen volgens afb. 14:
Verwarmings-
systeem
Aanbevolen
Twee-pijps
AUTO
ADAPT
systeem
* Zie paragraaf
13.1 Richtlijnen voor
AUTO
ADAPT
De AUTO
-functie past de pompcapaciteit aan de actuele
ADAPT
warmtevraag in het systeem aan. Aangezien de capaciteit gelei-
delijk wordt aangepast, raden we aan om de pomp ten minste één
week in de AUTO
-modus te laten voordat de pompinstelling
ADAPT
wordt veranderd.
Als de voedingsspanning een storing geeft of is afgesloten, dan
slaat de pomp de AUTO
ADAPT
gen en wordt de automatische aanpassing voortgezet nadat de
voedingsspanning is hersteld.
Proportionele drukcurve (PP1, PP2 of PP3)
Regeling op basis van proportionele druk past de pompcapaciteit
aan de actuele warmtevraag in het systeem aan, maar de pomp-
capaciteit volgt de geselecteerde capaciteitscurve PP1, PP2 of
PP3. Zie afb.
15
waarbij PP2 is geselecteerd. Zie paragraaf
13.1 Richtlijnen voor capaciteitscurves
H
Afb. 15 Drie proportionele drukcurves/instellingen
De keuze van de juiste proportionele drukinstelling hangt af van
de kenmerken van het desbetreffende verwarmingssysteem en
de actuele warmtevraag.
12
Q
.
Pompinstelling
Alternatief
Proportionele drukcurve
*
(PP1, PP2 of PP3)*
capaciteitscurves.
-instelling op in een intern geheu-
voor meer informatie.
PP3
PP2
PP1
Q
7.2 Pompinstelling voor één-pijps
verwarmingssystemen
H
Afb. 16 Keuze van pompinstelling voor systeemtype
Fabrieksinstelling: AUTO
ADAPT
Aanbevolen en alternatieve pompinstellingen volgens afb. 16:
Verwarmings-
systeem
Aanbevolen
Eén-pijps
AUTO
systeem
ADAPT
* Zie paragraaf
13.1 Richtlijnen voor
AUTO
ADAPT
De AUTO
-functie past de pompcapaciteit aan de actuele
ADAPT
warmtevraag in het systeem aan. Aangezien de capaciteit gelei-
delijk wordt aangepast, raden we aan om de pomp ten minste één
week in de AUTO
-modus te laten voordat de pompinstelling
ADAPT
wordt veranderd.
Als de voedingsspanning een storing geeft of is afgesloten, dan
slaat de pomp de AUTO
ADAPT
gen en wordt de automatische aanpassing voortgezet nadat de
voedingsspanning is hersteld.
Constante drukcurve (CP1, CP2 of CP3)
Regeling op basis van constante druk past de pompcapaciteit aan
de actuele warmtevraag in het systeem aan, maar de pompcapa-
citeit volgt de geselecteerde capaciteitscurve CP1, CP2 of CP3.
Zie afb.
17
waarbij CP1 is geselecteerd. Zie paragraaf
13.1 Richtlijnen voor capaciteitscurves
H
Afb. 17 Drie constante drukcurves/instellingen
De keuze van de juiste constante drukinstelling hangt af van de
kenmerken van het desbetreffende verwarmingssysteem en de
actuele warmtevraag.
Q
.
Pompinstelling
Alternatief
Constante drukcurve
*
(CP1, CP2 of CP3)*
capaciteitscurves.
-instelling op in een intern geheu-
voor meer informatie.
CP3
CP2
CP1
Q