9. In bedrijf nemen
9.1 Voor de start
Schakel de pomp pas in wanneer het systeem met vloeistof is
gevuld en volledig is ontlucht. De vereiste minimale voordruk
moet beschikbaar zijn aan de zuigzijde van de pomp.
Zie paragrafen
2. Algemene informatie
vens en
installatie-afmetingen.
9.2 Ontluchten van de pomp
1
2
Afb. 25 Ontluchten van de pomp
De pomp ontlucht zichzelf. Deze hoeft niet te worden ontlucht
voorafgaand aan het opstarten.
Lucht in de pomp kan geluid veroorzaken. Dit geluid verdwijnt na
een aantal minuten draaien.
Snelle ontluchting van de pomp kan tot stand worden gebracht
door de pomp korte tijd op toerental III in te stellen, afhankelijk
van systeemgrootte en ontwerp.
Wanneer de pomp ontlucht is, d.w.z wanneer het geluid is ver-
dwenen, stelt ude pomp in volgens de aanbevelingen. Zie para-
graaf
7. Instellen van de
pomp.
Voorzichtig
De pomp mag niet drooglopen.
Het systeem mag niet worden ontlucht via de pomp. Zie para-
graaf
9.3 Ontluchten van
verwarmingssystemen.
en
12. Technische gege-
10 Min.
9.3 Ontluchten van verwarmingssystemen
1
Afb. 26 Ontluchten van verwarmingssystemen
Het verwarmingssysteem kan als volgt worden ontlucht:
•
via een ontluchtingsventiel dat boven de pomp is geïnstalleerd
(pos. 1)
•
via een pomphuis met luchtafscheider (pos. 2).
In verwarmingssystemen die vaak veel lucht bevatten adviseren
we om pompen te installeren met een pomphuis met luchtafschei-
der, d.w.z. ALPHA2 XX-XX A.
Volg de onderstaande procedure wanneer het verwarmingssy-
steem met vloeistof is gevuld:
1. Open het ontluchtingsventiel.
2. Stel de pomp in op toerental III.
3. Laat de pomp korte tijd draaien, afhankelijk van systeem-
grootte en ontwerp.
4. Wanneer het systeem ontlucht is, d.w.z wanneer het eventu-
ele geluid is verdwenen, stelt u de pomp in volgens de aanbe-
velingen. Zie paragraaf
7. Instellen van de
Herhaal de procedure zo nodig.
Voorzichtig
De pomp mag niet drooglopen.
A
A A A A
4
4
4
4
4
4 0
4
4
4
4
40
40
4 0
4
4
4
4
4
4 0
4
4
4
4
0
0
0
0
0
0
0
180
180
2
3
10 Min.
pomp.
17