I
NSTALLATIE
nl
nl-56
Bij alle modellen:
1. Controleer of de ventilatoren draaien.
Let op:
c
Indien de ventilatoren aanlopen, is het mogelijk dat
het toestel niet volledig vlak staat of hangt.
Bij modellen met waterverwarming (type H):
1. Controleer of de warmtewisselaar correct is aangesloten.
2. Verzeker u ervan dat de CV-installatie ingeschakeld is.
3. Indien het b-touch bedieningspaneel is toegepast: Verzeker u
ervan, dat de verwarming is ingeschakeld op het bedie-
ningspaneel.
4. Voel of de uitgeblazen luchtstraal warm wordt. Dit kan
enige tijd duren en is afhankelijk van de warmtebehoefte.
5. Ontlucht de warmtewisselaar.
6. Regel het toestel waterzijdig in:
Let op:
c
Bij modellen met basisregeling (type Basic): Zorg er
voor dat bij de laagste ventilatorstand de maximale
uitblaastemperatuur niet wordt overschreden. Voor
de maximale uitblaastemperatuur zie 1.3.6.
Let op:
c
Bij een combinatie van modellen mét een besturings-
print (type Auto) en modellen zonder besturingsprint
(Basic): Regel alle toestellen waterzijdig in. Zorg er
voor dat alle toestellen dezelfde uitblaastempera-
tuur hebben.
Bij modellen met elektrische verwarming (type E):
1. Verzeker u ervan, dat de verwarming is ingeschakeld op het
bedieningspaneel.
2. Voel of de uitgeblazen luchtstraal warm wordt. Dit is afhan-
kelijk van de warmtebehoefte.
I
-
NDUSTRIE
LUCHTGORDIJN