5 Werking
1
5
xxxxxxxxxxxxxx
6
16
5.2.2 Controleren van de huishoudelijke bufferwatertank
Als systemen met een huishoudelijke bufferwatertank werken, moeten deze
altijd worden gevuld met water. Daarnaast moet het mogelijk zijn dat er
koud water binnenkomt.
5.2.3 Waterdruk controleren
Opgelet
Voor het inschakelen dient te worden gecontroleerd of de drukme
ter een voldoende hoge waterdruk aangeeft. Geadviseerde water
druk tussen 1,0 en 2,5 bar.
Druk lager dan 0,5 bar Water bijvullen.
Opgelet
Houdt u zich aan de maximaal toegestane systeemdruk.
Meer dan 2,5_bar Schakel de olie condenserende ketel niet uit. Tap het
water af.
Opgelet
Houdt u zich aan de maximaal toegestane systeemdruk.
Controleer of er lekbak onder de afvoerpijp van de veiligheidsklep staat. In
geval van overdruk neemt die verwarmingswater op als dit wordt afge
voerd.
5.2.4 Inschakelen
Dit hoofdstuk beschrijft welke stappen noodzakelijk zijn om de ketel in te
schakelen.
1. Schakel de verwarmingsnoodschakelaar in
2. Gasafsluiter opendraaien
3. Open de afsluitkranen voor de aan- en afvoer van verwarmingswater
op de ketel.
4. Open het deksel van het bedieningspaneel en zet de AAN/UIT-schake
laar op het bedieningspaneel van de ketel op AAN.
RA-0000162
5. Gebruik de bedrijfsmodus-toets voor de verwarmingsmodus voor het
selecteren van de modus voor automatisch bedrijf op het bedienings
paneel van de ketel
RA-0000163
6. Stel de gewenste kamertemperatuur in met behulp van de regeling op
het bedieningspaneel
RA-0000164
5.2.5 Vereiste parameters instellen
Normaal gesproken hoeven de parameters van de regelaar niet aangepast
te worden. Alleen de datum/tijd en individuele tijdprogramma's moeten
soms worden ingesteld.
Voor de warmwaterproductie wordt een instelling op 55°C aanbevolen.
7636648 - 01 - 01092015