VONKENVANGER (OPTIONELE UITRUSTING)
In Europa en andere landen waar richtlijn 2006/42/EC
voor machines van kracht is, dient deze reiniging door uw
onderhoudsgarage te worden uitgevoerd.
De vonkenvanger moet om de honderd uur een onderhoudsbeurt krijgen
om zijn goede werking te behouden.
1. Laat de motor afkoelen.
2. Maak de twee lipjes op de rode kap [6] aan de uitlaatdemperzijde van
de motor los en til de kap vervolgens iets op om toegang te krijgen tot
de bovenste bout van het dempschild [1].
3. Verwijder dan de drie bouten [1] van het dempschild [2] met een
dopsleutel van 10 mm.
4. Verwijder het dempschild [2].
5. Verwijder de schroef [4].
6. Verwijder de vonkenvanger [3] uit de demper [5].
7. Controleer de vonkenvanger en de uitlaatpoort op koolstofafzettingen.
Borstel de koolstofresten weg. Beschadig het scherm van de
vonkenvanger niet.
8. Monteer de vonkenvanger in de demper.
9. Monteer het dempschild op de motor en draai de drie bouten stevig
aan, en plaats vervolgens de rode kap terug.
[1] (3)
[2]
KOPPELINGSKABELS NASTELLEN
Meskoppelingskabel (HYEA, HZEA)
Meet de speling aan de bovenkant van de meskoppelingshendel [1],
terwijl u de knop ingedrukt houdt [2]. Als de speling groter of kleiner is
dan 10 ~ 15 mm:
1. Draai de borgmoeren [3] los met
een 10 mm sleutel en draai de
stelmoer [4] zover dat de speling is
opgenomen.
2. Draai de borgmoeren vast en
controleer de speling.
3. Start de motor buitenshuis en
bedien de meskoppelingshendel.
Als het mes niet start of stopt
zoals het hoort na een correcte
kabelafstelling, brengt u de
machine naar de Honda-dealer
voor reparatie.
[4]
[6]
[3]
[5]
(rode kap verwijderd afgebeeld)
10 ~ 15 mm
[1]
[3]
[4]
Aandrijfkoppelingskabel
nastellen (HYEA, HZEA)
C19
1. Zet de motor af. Plaats de strips
VEILIGHEID
voor bevestiging van de
koppelingskabel [1] als afgebeeld.
2. Trek de schakelhendel helemaal
naar achteren naar de langzame
stand.
3. Start de motor en zet de
gashendel in de stand FAST.
4. Koppel in door de
aandrijfkoppelingshendel [2] naar
voren te duwen en controleer of:
a. de maaier niet gaat rijden;
b. de maaier begint te rijden of
langzaam naar voren beweegt
wanneer de
aandrijfkoppelingshendel iets
naar voren wordt geduwd.
Ga verder naar stap 5 als de maaier niet op de hierboven beschreven
wijze functioneert. Als de maaier wel op de hierboven beschreven
wijze functioneert, hoeft er niets versteld te worden.
5. Draai de bovenste [3] en onderste
[4] borgmoer van de
aandrijfkoppelingskabel los met
een 10 mm sleutel. Draai de
stelmoer [5] omhoog of omlaag
zoals vereist totdat de maaier
functioneert als beschreven in
stap 4. Draai de borgmoeren weer
vast.
Select Drive-kabel nastellen (VKEA, VYEA)
Met de motor uitgeschakeld, draait u de
borgmoer [1] één omwenteling los.
Draai, met de Select Drive-regelaar los,
de regelaar [4] één omwenteling
rechtsom met de hand VAST, en trek de
[2]
grasmaaier naar achteren om de
weerstand te controleren.
Als er geen wielweerstand is, herhaalt u
de bovenstaande procedure totdat de
wielen blokkeren bij het naar achteren
trekken. Meestal duurt het meer dan 8
omwentelingen voor de wielen
blokkeren.
Gebruik vervolgens de
regelaarmarkering [3] en draai de
regelaar met 8 volledige omwentelingen
linksom LOS [2].
Houd de regelaar vast en draai de
borgmoer vast tegen de regelaar. Duw de grasmaaier naar voren en naar
achteren om te controleren of er weinig of geen weerstand meer is.
Start de motor om zeker te zijn dat de grasmaaier niet vooruit beweegt
zonder dat de Select Drive-regelaar wordt ingeduwd.
[1]
280 mm
120 mm
[2]
[3]
[4]
[5]
[1]
[4]
[2]
[3]
15 NL