7
Inwerkingstelling, gebruik van de machine
7.1 Veiligheidssysteem
7.2 Bandenspanning
7.3 Vóór het starten controleren
Profihopper BAF0002.1 10.09
De maaimachine is uitgerust met 4 veiligheidsschakelaars:
·
Een veiligheidsschakelaar op de motor voor het uitschakelen van
het maaiwerk zodra de bedrijfstemperatuur van de motor tot boven
110 °C stijgt (zie hoofdstuk 9.2.3).
·
Een veiligheidsschakelaar onder de stoel voor het uitschakelen van
de motor zodra de bestuurder de stoel verlaat.
·
Een veiligheidsschakelaar op de bak voor het uitschakelen van de
motor wanneer de bak omhoog wordt gezet terwijl het maaiwerk nog
ingeschakeld is.
·
Een veiligheidsschakelaar onder het maaiwerk voor het uitschakelen
van de elektromagnetische koppeling zodra de schroeftransporteurs
zijn geblokkeerd resp. stoppen.
Het maaiwerk kan alleen in werking worden gesteld als aan de volgende
5 voorwaarden is voldaan:
·
Geen oververhitte motor (bijv. radiateur vervuild).
·
De bak moet zijn gesloten en volledig zijn neergelaten.
·
De stoel moet bezet zijn.
·
De schroeftransporteurs op het maaiwerk moeten vrij zijn.
·
De handrem mag niet aangetrokken zijn.
TIP
De motor kan alleen bij bezette bestuurdersstoel worden gestart!
Zorg altijd voor de voorgeschreven bandenspanning. Andere
bandenspanningen dan aanbevolen kunnen het rijgedrag negatief
beïnvloeden.
Bandenspanning:
voor:
achter:
Maaiwerkbanden:
Neem vóór elke inwerkingstelling de volgende controlepunten in acht:
·
Motorolie:
Controleer oliepeil (afb.7.3-1) en vul zo nodig bij (afb. 7.3-2).
Oliekwaliteit: dieselmotorolie 10W40 API-CF
Totale vulhoeveelheid: 2,4 l
Inwerkingstelling, gebruik van de machine
1,0 bar
1,0 bar
1,5 bar
45