Inbedrijfstelling
Voorbereidende handelingen
Voor alle ketelmodellen:
– Selecteer de parameter 2.2.7 Hy-
bride ketel en stel de waarde "inge-
schakeld" in.
Instellingen System-ketel
In het geval van een System-ketel met
boilersonde dient u de volgende han-
delingen uit te voeren:
– Verwijder de bedrading van de drie-
wegklep terwijl het apparaat actief is
in verwarmingsmodus.
– Maak de boilersonde los van de ketel
(indien aanwezig).
– Sluit de boilersonde (indien aanwe-
zig) aan op de schakelkast van de
hybride module.
– Selecteer de parameter 2.2.8 Versie
ketel en stel de waarde "Boiler met
thermostaat" in.
Controle op lekstroom en gaslekken
CONTROLEREN VAN DE ELEKTRI-
SCHE VEILIGHEID
Na de installatie dient u te controleren
of alle elektrische kabels geïnstalleerd
zijn in overeenstemming met de nati-
onale en plaatselijke voorschriften en
volgens de instructies in de Installatie-
handleiding.
VÓÓR DE WERKINGSTEST
Controle van de aarding.
Meet de aardweerstand met een visue-
le inspectie en een specifiek testinstru-
ment. De aardweerstand moet lager
dan 0,1Ω zijn.
TIJDENS DE WERKINGSTEST
Controle op lekstroom.
Gebruik tijdens de werkingstest een
elektrische sonde en een multimeter
om een volledige test van de lekstroom
uit te voeren.
Als er lekstroom gedetecteerd wordt,
schakel de eenheid dan onmiddellijk uit
en neem contact op met een gekwalifi-
ceerde elektricien om het probleem te
identificeren en de oorzaak op te lossen.
Alle elektrische aansluitin-
a
gen moeten worden uit-
gevoerd door een erkend
elektricien,
in
stemming met de nationale
en plaatselijke elektrische
voorschriften.
CONTROLEREN OP GASLEKKEN
Als u een lekdetector gebruikt, volg dan
de aanwijzingen in de gebruiksaanwij-
zing van het apparaat.
overeen-
65 / NL