Onderhoud
Checklist voor jaarlijks onderhoud
van de tank voor warm tapwater
(indien aanwezig in het systeem).
Controleer de volgende elementen ten
minste eenmaal per jaar:
– Verwijderen van kalk.
Bij zeer hard water wordt het gebruik
van een geschikt antikalkmiddel aan-
bevolen.
– Veiligheidsklep (indien geïnstal-
leerd).
De veiligheidsklep wordt gebruikt
om de opslagtank en de warmtewis-
selaar voor de productie van warm
tapwater te beschermen tegen over-
spanning. De werking hiervan moet
regelmatig gecontroleerd worden
om te zorgen dat de klep niet ver-
stopt raakt door kalkafzetting of an-
dere resten. Bij gebruik van expan-
sievaten wordt de veiligheidsklep
normaal gesproken niet blootge-
steld aan stress. Toch kan de klep na
verloop van tijd niet meer werken.
Vervang de klep bij beschadiging.
– Actieve anode (indien geïnstal-
leerd).
Permanente bescherming wordt ge-
garandeerd door de elektrisch aan-
gesloten PRO-TECH-anode. Vervang
deze alleen in geval van beschadi-
ging.
– Passieve anode (indien geïnstal-
leerd).
Demonteer en controleer de staat
van de magnesiumanode. Vervang
hem bij aanzienlijke erosie.
– Gevaar voor bevriezing.
Bij gevaar voor bevriezing moet de
boiler verwarmd worden of volledig
geleegd worden.
– Reiniging van de uitwendige on-
derdelen.
Gebruik een vochtige doek voor het
reinigen van de uitwendige onder-
delen. Gebruik geen oplosmiddelen
of reinigingsmiddelen.
– Hydraulische
veiligheidsgroep
(indien geïnstalleerd).
Voor landen waarin de Europese
norm EN 1487 van kracht is, moet
de installatie van boilers en opslag-
tanks voor huishoudelijk gebruik op
de waterleiding plaatsvinden via een
hydraulische veiligheidsgroep. De
meegeleverde hydraulische veilig-
heidsgroep bij het apparaat (indien
aanwezig) is niet conform deze norm;
daarom moet er een aanvullende
inrichting
worden
geïnstalleerd.
Wanneer deze geïnstalleerd is, moet
regelmatig gecontroleerd worden of
de afvoerleiding op de juiste manier
gepositioneerd is voor de afvoer van
water (zie de installatie-instructies),
en moeten eventuele verstoppingen
verwijderd worden.
Leeg de onderdelen die res-
a
terend warm water zouden
kunnen bevatten alvorens
werkzaamheden aan deze
onderdelen uit te voeren.
Ontkalk de onderdelen vol-
gens de instructies op het
gebruikte ontkalkingsmid-
del. Voer deze werkzaamhe-
den uit in een geventileerde
ruimte, draag persoonlijke
beschermingsmiddelen,
gebruik reinigingsproduc-
ten niet door elkaar en be-
scherm naastliggende ap-
paraten en voorwerpen.
Informatie voor de gebruiker
Informeer de gebruiker over hoe het
geïnstalleerde systeem bediend moet
worden.
Overhandig de gebruikershandleiding
aan de gebruiker en informeer hem
over de noodzaak om deze in de buurt
van het apparaat te bewaren.
Informeer de gebruiker tevens over het
belang van de volgende noodzakelijke
werkzaamheden:
– Controleer regelmatig de waterdruk
van de installatie.
– Breng het systeem op de juiste druk
en ontlucht het indien nodig.
– Stel de instelparameters en de re-
gelapparatuur in voor een optimale
werking en een zuiniger beheer van
het systeem.
– Laat in overeenstemming met de
geldende normen periodiek onder-
houd uitvoeren.
Antivriesfunctie van de externe
eenheid
De primaire circulatiepomp van de ex-
terne eenheid start op de minimale
snelheid wanneer de aanvoertempe-
ratuur (LWT) lager is dan 10°C of de re-
tourtemperatuur (EWT) lager is dan 7°C
in de verwarmingsmodus. Hij start ook
als de aanvoertemperatuur (LWT) lager
is dan 1°C in de koelmodus.
De primaire circulatiepomp stopt wan-
neer de aanvoertemperatuur (LWT) ho-
ger is dan 10°C of de retourtemperatuur
(EWT) hoger is dan 8°C in de verwar-
mingsmodus. Hij stopt ook als de aan-
voertemperatuur (LWT) hoger is dan
4°C in de koelmodus.
Bij een storing van de LWT-sensor wordt
de beschermingslogica gebaseerd op
de gemeten waarden door de buiten-
temperatuursensor (OAT) van de exter-
ne eenheid. De primaire circulatiepomp
wordt gestart wanneer de buitentem-
peratuursensor een waarde onder de
7°C aangeeft in de verwarmingsmodus.
De primaire circulatiepomp wordt na 30
seconden uitgeschakeld of wanneer de
buitentemperatuursensor een waarde
van boven de 8°C aangeeft in de ver-
warmingsmodus. Deze controle wordt
elke 15 minuten herhaald.
101 / NL