Overzicht van de elektrische aansluitingen
Opmerking
■
230V-kabels en laagspanningskabels moeten
gescheiden van elkaar worden gelegd en strak op de
klemmen worden gebundeld. Dat garandeert dat bij
een storing, bijvoorbeeld bij het losraken van een
ader, de aders niet tegen de ernaast liggende span-
ningvoerende delen aankomen.
De mantel van kabels voor de aansluitklemmen zo
■
kort mogelijk afstrippen.
■
Als twee componenten op een gemeenschappelijke
klem worden aangesloten, moeten beide aders
samen in één adereindhuls worden geperst.
Aansluitruimte boven
C
W
D
U
V
Afb.31
Relais voor primaire en secundaire pomp.
C
Contactstrip voor installatiecomponenten (verbrui-
D
ker) 3 x 400 V~/230 V~ (aansluiting zie afzonder-
lijk "aansluit- en bedradingschema" bladzijde 13).
Geschakelde fase kan voor door installateur aan te
sluiten componenten van de installatie worden
gebruikt. Max. vermogen respecteren.
EEK-printplaat
F
K
L
M
F
H
F3
G
Basisprintplaat met uitbreidingsprintplaat
G
F3 Zekering T 6,3 A
H
Regelaar- en sensorprintplaat
K
L
X24 Steekplaats voor communicatiemodule LON
X31 Stekkerpositie voor codeerstekker
M
Montageverloop
37