6.4 Inregelen van de luchthoeveelheid op de roosters
Zet de ruimtethermostaat op "warmtevraag", zodat het toestel maximaal gaat branden.
1.Zet de ventilatie schakelaar op de ruimtethermostaat op stand 21 , zodat de maximaal ingestelde
luchthoeveelheid wordt bereikt. Het systeem moet stabiel zijn, voordat verder wordt gegaan met
inregelen.
2.Controleer de luchthoeveelheid op alle roosters en ventielen met een luchtflow- of snelheidmeter of de
volgende formules:
Algemeen geldt : -------------------------------------- = m
vrije doorlaat rooster x 60
Voor toevoerrooster 57 x 305 geldt : ------- = m
Voor toevoerrooster 102 x 305 geldt : ------- = m
3. Begin het inregelen met de roosters welke de grootste positieve afwijking vertonen met de gewenste
berekende luchthoeveelheid. Herhaal dit voor alle roosters.
4.Controleer als laatste het eerst ingestelde rooster en meet indien er afwijkingen zijn nog eens alle
roosters.
5.Blokkeer met de stelschroef de maximaal ingestelde opening van een rooster, wanneer uit het rooster
de gewenste luchthoeveelheid komt.
6.Geef de definitieve klepstanden aan op het kanaal.
7.Schakel na het inregelen de ventilatie schakelaar van de ruimtethermostaat op stand 'normal'.
6.5 Overige instellingen
Het is mogelijk meer instellingen in het programma van de besturingsunit te veranderen, indien daar om
een bepaalde reden behoefte toe bestaat, bijvoorbeeld bij een buitenluchttoestel. De instellingen
kunnen slechts gewijzigd worden met een speciale toegangscode.
Waarschuwing:
Omdat veranderingen de goede werking van het toestel kunnen verstoren moet
hierover overleg plaats vinden met Brink.
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
6. In werking stellen
3
m
/h
3
m
/h
0,72
3
m
/h
1,32
Installatievoorschriften Allure
3
/min.
3
/min.
3
/min.
februari 1997