Pagina 1
I N S T A L L A T I E V O O R S C H R I F T E N GASGESTOOKTE HR-LUCHTVERWARMERS ALLURE MET EEN SCHONERE VERBRANDING BEWAREN BIJ HET TOESTEL ID-nummer : 63/AQ/0650 Gas-categorie Toestel-categorie : B22/C12/C32 Voordruk I : 20-30 mbar Land : NL...
1. Toepassing 1.1 Standaard uitvoering Een toestel uit de Brink Allure-serie is een gasgestookte luchtverwarmer met een Hoog Rendement en een Schonere Verbranding. Dit betekent dat het toestel minder gas verbruikt dan vergelijkbare toestellen en de uitstoot van schadelijke stoffen tot een minimum wordt beperkt. Ook is het opgenomen...
2. Uitvoering 2.1 Boven- en onderuitblazend Een luchtverwarmer uit de Allure-serie wordt zowel in bovenuitblazende- (Upflow) als onderuitblazende (Downflow) uitvoering geleverd. 1 = Retourlucht 2 = Warme lucht 4089.plt Upflow-uitvoering Downflow-uitvoering Figuur 1: Principeschets Allure-serie. Installatievoorschriften Allure februari 1997 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
2. Uitvoering 2.2 Technische gegevens Een luchtverwarmer uit de Allure-serie wordt geleverd voor aardgas. Het toestel is voorzien van het CE-label en het kwaliteitslabel Gaskeur HR en SV, afgegeven door GASTEC NV in Apeldoorn, en voldoet aan de gasrichtlijn 90/396/EEG; tevens voldoet het toestel ook aan de machinerichtlijn 89/393/EEG, de laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG en de EMC richtlijn 89/336/EEG.
3. Opbouw 3.2 Functie componenten 1 Rookgasafvoer: Afvoerkanaal voor het transporteren van de verbrandingsgassen. 2 Resetknop: Ontgrendelingsknop voor herstel van de uitgangssituatie. 3 Display: Uitleesvenster voor een aantal bedrijfssituatie in het toestel, zoals temperatuur. 4 Schakelkast: Kast met elektronische componenten voor diverse regelingen en bewaking van de veilige werking van het toestel.
4. Werking 4.1 Globale omschrijving Een toestel uit de Brink Allure-serie is een zeer geavanceerde luchtverwarmer, waarbij bijzondere aandacht is besteed aan een minimaal energieverbruik. Hieraan dragen de diverse elektronische regelingen, het modulerende branden en een elektronische geregelde gelijkstroom systeemventilator bij.
4. Werking De 6 toetsen hebben de volgende functies: MODE = keuze toets programma, STEP = verhogen van het stapnummer/programmeren, STORE = opslaan van de instelling, = verhogen van de instelling, = verlagen van de instelling, RESET = hersteltoets. Met de 'MODE'-toets kan uit een een aantal programma's worden gekozen: - bedrijfssituatie, - uitleesprogramma (punt knippert), - storingssignalering (stap-/storingsnummer knipperen om en om),...
Pagina 12
4. Werking Op de modulerende ruimtethermostaat is een ventilatie schakelaar aangebracht, waarmee de gebruiker een aantal bedrijfssituaties kan instellen: Normaal programma Verhoogde ventilatiestand - Systeemventilator continu op maximaal ingestelde luchthoeveelheid. Brander modulerend volgens warmtevraag ruimtethermostaat. normal Comfortstand - Systeemventilator geregeld door temperatuurvoeler; bij geen warmtevraag systeemventilator continu op minimum luchthoeveelheid.
4. Werking 4.4 Aan/uit ruimtethermostaat Het is mogelijk een Allure-toestel aan te sturen met een aan/uit ruimtethermostaat in plaats van de modulerende ruimtethermostaat (zie paragraaf 10.5). Dit kan het geval zijn, indien op dit moment toestellen gekoppeld moeten worden of een bestaande jaarregeling (centrale unit) wordt gebruikt. Het Allure toestel zal bij het aansluiten van de aan/uit ingang anders reageren dan met de modulerende thermostaat.
-De veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties, NEN 1010. -De voorschriften voor het aansluiten van condensvormende gasgestookte toestellen op de binnenriolering in woning en woongebouwen, NEN 3287. -Eventuele aanvullende voorschriften van de plaatselijke nutsbedrijven. -De installatievoorschriften van de BRINK Allure-serie. Installatievoorschriften Allure februari 1997 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
5. Installeren 5.2 Luchttoevoer en rookgasafvoer 5.2.1 Overzicht luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem 4108.plt Figuur 4: Verticaal toe- en afvoersysteem Allure-toestel. 4109.plt Figuur 5 : Horizontaal toe- en afvoersysteem Allure-toestel. Installatievoorschriften Allure februari 1997 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Pagina 16
5. Installeren 1 = Verbrandingslucht 2 = Rookgassen 3 = Afvoerkap 4111.plt Figuur 6 : Verticale dakdoorvoer ø80 Allure-toestel. Installatievoorschriften Allure februari 1997 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
5. Installeren 1 = Verbrandingslucht 2 = Rookgassen WP3727 Figuur 7 : Horizontale geveldoorvoer ø80 Allure-toestel. 5.2.2 Lengte afvoersysteem Enkelwandig ø80 Toestel Maximale lengte L* [m] B - 16 HR B - 25 HR B - 40 HR * Voor L zie figuur 4 en figuur 5. Per bocht (R/D = 1) in toevoer of afvoer geldt een equivalente lengte van: - bocht 15 0,25 m...
5.2.4 Aansluiten op CLV-systeem Het is mogelijk een Allure-toestel aan te sluiten op een CLV-systeem mits dit gebeurt volgens de GAVO voorschriften. Bij andere uitmondingen dan de Brink dak- en geveldoorvoersets dient toestemming gegeven te worden door Brink en het Energiebedrijf.
- Voorzie de buitenluchtaansluiting van een inregelklep en sluit het aan op het retourkanaal. - Het is noodzakelijk dat elk toestel is voorzien van een filter. Uitgebreidere informatie staat in de richtlijnen, die in de Brink ontwerphandleiding en montagehand- leiding worden vermeld.
5. Installeren 5.3.2 Montage De montage van warmeluchtverdeelkast, filterkast, podium en luchtkanalen staat beschreven in de Brink montagehandleiding. 5.4 Gasaansluiting De maat en het verloop van de gastoevoer dienen in overeenstemming te zijn met de voorschriften van het plaatselijke Energiebedrijf en de voorschriften voor aardgasinstallaties, NEN 1078 (GAVO).
5. Installeren Waarschuwing: Bij een buitenluchttoestel in Upflow uitvoering moet de sifon buiten het toestel worden geplaatst in verband met bevriezingsgevaar! Voor het bevestigen van de sifon aan de buitenzijde van het toestel is een speciale ombouwset leverbaar met daarin: extra lange slangen, een bevestigingsbeugel en diverse afdichtmaterialen.
5. Installeren 5.6.2 Aansluiting en plaatsing modulerende ruimtethermostaat De Allure-serie wordt geleverd zonder de bijbehorende modulerende ruimtethermostaat. Deze moet apart worden besteld. Een andere ruimtethermostaat functioneert niet in combinatie met de elektronische regeling van het toestel, tenzij een aan/uit ruimtethermostaat wordt aangesloten zoals staat beschreven in paragraaf 4.4. Als verbindingskabel tussen de ruimtethermostaat en de besturingsunit moet een zwakstroomkabel 24V worden gebruikt met 2-aders, koperdoorsnede minimaal 0,8 mm .
5. Installeren 5.6.3 Aansluiting en plaatsing temperatuurvoeler Voor het optimaal functioneren van de elektronische regelingen in het Allure toestel is het belangrijk dat de temperatuurvoeler op de juiste plaats in het luchtkanaal gemonteerd is. De temperatuurvoeler moet op een plek in het hoofduitblaaskanaal - luchtkanaal naar het vertrek waar de ruimtethermostaat hangt - geplaatst zijn, waar de uitblaastemperatuur betrouwbaar kan worden gemeten.
5. Installeren Montage: De temperatuurvoeler wordt los in het toestel meegeleverd. Demonteer de steker en voer Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.de kabel door een blinde tule op de gewenste plaats. Monteer de steker weer aan de Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.kabel en plaats de steker in de connector van de schakelkast (zie figuur 13).
Voor het sluiten van de aan/uit ingang is een thermostaat met 'spanningsvrij' contact nodig, bijvoorbeeld de Chronotherm III. Wordt de Brink Chronotherm III gebruikt dan is hierop ook de ventilatie schakelaar aanwezig. De gekoppelde toestellen zullen een aan-uit gedrag vertonen. Tijdens het aanwarmen zullen de toestellen met het volle vermogen naar de ingestelde uitblaastemperatuur gaan en op deze waarde gaan moduleren.
6. In werking stellen 6.1 In- en uitschakelen toestel Inschakelen van het toestel 1.Schakel de netvoeding in. 2.Zet de ruimtethermostaat op "niet warmtevraag". 3.Open de gaskraan. 4.Stel de ruimtethermostaat in op de gewenste temperatuur. 5.Na een wachttijd van ongeveer 25 seconden zal het toestel ontsteken. Bij een correcte ontsteking van het toestel geeft het eerste digit van het display aan: 0 - Geen warmtevraag 5 - Wachten op starten rookgasventilator...
6. In werking stellen 6.2 Instellen uitblaastemperatuur Voor het optimaal functioneren van het Allure-toestel zal een uitblaastemperatuur ingesteld moeten worden, zoals die is vastgelegd in de ontwerpgegevens. De uitblaastemperatuur (T ) is op de volgende wijze in te stellen: 3set 1.Kies met de 'MODE'-toets het instelprogramma.
6. In werking stellen 6.3 Instellen luchthoeveelheid De minimale en maximale luchthoeveelheid is naar behoefte in te stellen, mede afhankelijk van de ontwerpgegevens. Een elektronische regeling in de systeemventilator zorgt er voor dat de ingestelde maximale luchthoeveelheid wordt gerealiseerd binnen een redelijke luchtweerstand van het kanalensysteem.De luchthoeveelheid zal variëren tussen de ingestelde minimale en maximale luchthoeveelheid afhankelijk van de uitblaastemperatuur.
De instellingen kunnen slechts gewijzigd worden met een speciale toegangscode. Waarschuwing: Omdat veranderingen de goede werking van het toestel kunnen verstoren moet hierover overleg plaats vinden met Brink. Installatievoorschriften Allure februari 1997 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
6. In werking stellen 6.6 Buitenlucht toestel Om het toestel als een buitenlucht toestel te laten werken, zullen een aantal instellingen van het programma in de besturingsunit gewijzigd moeten worden. Daartoe zal een toegangscode moeten worden ingegeven op de volgende wijze: 1.Druk de 'MODE'-toets en de 'STEP'-toets gelijktijdig in en houdt deze vast.
7. LED weergave-systeem 7.1 Algemene verklaring display Op het display kan uitgelezen worden wat de bedrijfssituatie van het toestel is. Het display bestaat uit 2 gedeelten. Het linkerdeel geeft het programma of stapnummer weer en het rechterdeel geeft afhankelijk van het programma een uitleeswaarde weer. Getallen boven de honderd worden weergegeven door het branden van een punt op het 2e digit van het display.
7. LED weergave-systeem 7.2 Uitlezingen normaal bedrijf Bedrijfssituatie In de bedrijfssituatie geeft het linkerdeel van het display een stapnummer weer, afhankelijk van de situatie waarin het toestel op dat moment verkeert; het rechterdeel geeft de uitblaastemperatuur weer. Stapnummer Omschrijving Geen warmtevraag. Voorventileren rookgasventilator Ontsteken Brander in bedrijf (ruimtethermostaat)
Pagina 34
7. LED weergave-systeem De storingssignalering wordt zichtbaar op het moment dat er een storing in het toestel optreedt. Bij storingen zullen het linkerdeel en het rechterdeel van het display om en om knipperen. Het linkerdeel geeft het stapnummer van de bedrijfssituatie weer op het moment dat de storing is opgetreden en het rechterdeel het storingsnummer.
Pagina 35
7. LED weergave-systeem diverse sensoren en geen signalen meer uitstuurt. Alleen op het display is het storingsnummer zichtbaar en bij temperatuurstoringen draait de systeemventilator na. De vergrendelende storing is op te heffen door het indrukken van de resetknop. Storingsnummers welke niet in de storingstabel zijn opgenomen, geven aan dat er een interne fout in de besturingsunit is opgetreden.
7. LED weergave-systeem 7.4 Storingsdiagnose Voor storingsdiagnose van de laatst opgetreden storing is het mogelijk een foutweergave op het display op te roepen met het bedieningspaneel. 1.Druk de 'MODE'-toets en de 'STEP'-toets gelijktijdig in en houdt deze vast. Er verschijnt een 'C' als stapnummer.
8. Storingsanalyse 8.1 Storingsanalyse Een vergrendeling van de besturingsunit kan worden opgeheven met de resetknop. Als na drukken op de resetknop de storing blijft aanhouden, zal met behulp van de storingsanalyse de oorzaak van de storing achterhaald kunnen worden. Ten onrechte vlam Controleer of het gas stroomt in de beveiligingsafsluiter door een verschildruk (circa 0,9 mbar) te meten over de smoorklep.
Pagina 38
8. Storingsanalyse Indien de spanning tijdens ontsteken op een vaste negatieve waarde (circa 0,5 V) blijft en na ontsteken tijdelijk oploopt (naar circa + 1,5 V), is er wel vlamvorming geweest (ionisatie valt weg). Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 - 30 mbar) tijdens ontsteken en branden, ook indien andere gastoestellen schakelen.
Pagina 39
8. Storingsanalyse 18,19 Storing temperatuur 24,25 of 30 1. Controleer of het filter niet is vervuild. Controleer of de systeemventilator draait. Controleer de kabelboom en de stekerverbindingen van de systeemventilator. Controleer de instellingen: T , PWM-signalen systeemventilator. Controleer of de temperatuurvoelers werkzaam zijn: bij 25 ° C is de weerstand R circa 12 k Ω...
Pagina 40
8. Storingsanalyse Ionisatie valt weg tijdens branden Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 - 30 mbar) tijdens ontsteken en branden, ook indien andere gastoestellen schakelen. Controleer het 'laag' branden van het toestel gedurende minimaal 20 minuten en verhoog zonodig het minimum toerental van de rookgasventilator. Installatievoorschriften Allure februari 1997 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
9. Onderhoud 9.1 Onderhoud gebruiker Het onderhoud voor de gebruiker blijft beperkt tot het periodiek reinigen van het filter. Afhankelijk van de stofproductie in de woning wordt in eerste instantie geadviseerd het filter iedere maand te reinigen. In stoffige ruimten (nieuwe woning) dient dit onderhoud vaker te worden uitgevoerd. Reinigen van het filter door de gebruiker Zet de ruimtethermostaat 5 °...
Pagina 43
9. Onderhoud Meet de ionisatiestroom tijdens hoog branden van het toestel door een spanning (Vdc) te meten tussen positie 9 van de 16-polige connector op de schakelkast en 'massa' van de schakelkast (zie paragraaf 10.1). Sluit de spanningsmeter dan met de 'plus'(+) aan massa van de schakelkast en de 'common'(-) op positie 9 van de 16-polige connector.
10. Elektrische schema's 10.11 Aansluitschema koppelen Allure met Brink Chronotherm III. E1608.plt Installatievoorschriften Allure februari 1997 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
10. Elektrische schema's 10.13 Brandbeveiliging Als extra is voor alle luchtverwarmers uit de Allure-serie een brandbeveiligingsset leverbaar. Deze wordt geplaatst in de netvoeding van de luchtverwarmer. Een separate brandmelder signaleert wanneer de omgevingstemperatemperatuur stijgt boven de 32 Bij het in werking treden van de brandmelder wordt de netvoeding naar de luchtverwarmer afgesloten, terwijl tegelijkertijd een akoestische signaalgever wordt ingeschakeld.
Type luchtverwarmer, serienummer en bouwjaar staan vermeld op de opschriftplaat, die in het toestel is geplaatst. Wijzigingen voorbehouden Brink Luchtverwarming B.V. streeft steeds naar verbetering van producten en behoudt zicht het recht voor zonder voorfafgaande kennisgeving veranderingen in de specificaties aan te brengen. Installatievoorschriften Allure februari 1997 Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
INSPECTIERAPPORT Stap nr. Omschrijving Basisinstelling wijziging A wijziging B wijziging C datum: datum: datum: datum: 16-HR 25-HR 40-HR T3 set (max. uitblaastemp.) Minimum PWM-perc. Maximum PWM-perc. Normaalprogramma/ 100% buitenlucht Systeemventilator minimum/uit T3 off (uitsch. temp. vent.) T3 min (min. uitblaas temp., alleen bij 100% reg.) T4 min (nvt, alleen bij buitenvoeler)
90/396/EEG, de machinerichtlijn 89/393/EEG, de laagspanningrichtlijn 73/23/EEG en de EMC-richtlijn 89/336/EEG. Brink Luchtverwarming B.V. staat er garant voor dat de Allure-luchtverwarmers worden vervaardigd uit hoogwaardige materialen en dat deze door de voortdurende kwaliteitscontrole aan de bovengenoemde richtlijnen voldoen.
Pagina 56
Brink Luchtverwarming B.V. Postbus 24, 7950 AA Staphorst R.D. Bügelstraat 3, 7951 DA Staphorst Tel. 0522 46 99 44 610492 Fax. 0522 46 94 00 4e druk, februari 1997...