4.4 Aan/uit ruimtethermostaat
Het is mogelijk een Allure-toestel aan te sturen met een aan/uit ruimtethermostaat in plaats van de
modulerende ruimtethermostaat (zie paragraaf 10.5). Dit kan het geval zijn, indien op dit moment
toestellen gekoppeld moeten worden of een bestaande jaarregeling (centrale unit) wordt gebruikt.
Het Allure toestel zal bij het aansluiten van de aan/uit ingang anders reageren dan met de modulerende
thermostaat. Indien het toestel is aangesloten op een aan/uit ruimtethermostaat zal bij warmtevraag een
setwaarde met de maximum ingestelde uitblaastemperatuur worden gegenereerd. De besturingsunit zal
de uitblaastemperatuur van het toestel op deze setwaarde brengen met maximaal vermogen en
modulerend op deze waarde houden. Het grootste verschil met een modulerende thermostaat is dat de
setwaarde met een aan/uit regeling niet varieert. In een kanalensysteem met een omloopkanaal zal bij
het verder openen van de klep in het omloopkanaal de retourtemperatuur in het toestel stijgen. Een
stijgende retourtemperatuur en gelijkblijvende uitblaastemperatuur heeft tot gevolg dat minder vermogen
nodig is om de lucht te verwarmen. Het toestel zal hierop reageren door traploos te gaan moduleren.
Bij einde warmtevraag zal het toestel uitschakelen. Het in- en uitschakelgedrag zal afhangen van de
regeling in de aan/uit ruimtethermostaat.
Het luchtvolume van de systeemventilator zal traploos toenemen bij een stijgende uitblaas- temperatuur
en het ingestelde maximum bereiken bij de setwaarde van de uitblaastemperatuur.
Alle voordelen van een Allure toestel ten opzichte van bestaande toestellen blijven bestaan bij het
gebruik van de aan/uit ingang:
- Hoog Rendement en Schone Verbranding
- moduleren, alleen op maximale capaciteit
- energiezuinige componenten
- installatie- en gebruikersvriendelijk.
Voor het sluiten van de aan/uit ingang is een thermostaat met 'spanningsvrij' contact nodig, bijvoor-
beeld de Chronotherm III.
4.5 Koeling
Het is ook mogelijk dat een Allure toestel wordt uitgerust voor koeling (zie voor aansluiten paragraaf
5.6.5). Op de ruimtethermostaat kan dan de gewenste temperatuur worden ingesteld. Is de omgevings-
temperatuur hoger dan de ingestelde waarde, dan zal bij het inschakelen van de koeling door middel
van de schakelaar op de ruimtethermostaat de systeemventilator op het ingestelde maximum gaan
draaien, ongeacht de stand van de ventilatieschakelaar. De condensing unit zal worden ingeschakeld
en de uitblaastemperatuur van het toestel zal dalen. Als de omgevingstemperatuur lager wordt dan de
ingestelde temperatuur op de ruimtethermostaat, schakelt de koeling automatisch af. De
systeemventilator blijft draaien afhankelijk van de stand van de ventilatieschakelaar (zie tabel). Er wordt
uitgebreider ingegaan op de Allure-serie met koeling in het installatievoorschrift Allure met koeling.
Stand ventilatieschakelaar
Stand-by
Normaal
Verhoogde ventilatie
5.1 Installeren algemeen
4. Werking
Werking systeemventilator met koelschakelaar aan
Koelvraag
Hoog
Hoog
Hoog
Installatievoorschriften Allure
Geen koelvraag
Uit
Laag
Hoog
februari 1997
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.