5.3.2 Montage
De montage van warmeluchtverdeelkast, filterkast, podium en luchtkanalen staat beschreven in de
Brink montagehandleiding.
5.4 Gasaansluiting
De maat en het verloop van de gastoevoer dienen in overeenstemming te zijn met de voorschriften van
het plaatselijke Energiebedrijf en de voorschriften voor aardgasinstallaties, NEN 1078 (GAVO).
De gastoevoerleiding wordt standaard rechts het toestel ingevoerd.
Links aansluiten is mogelijk door een gat in het linker zijpaneel.
Opmerking:
Het gat in het rechterpaneel moet dan luchtdicht worden afgesloten.
Verwissel hiervoor de tules van het linker en het rechter zijpaneel.
De gastoevoerleiding wordt met 1/2"-aansluiting rechtstreeks op de beveiligingsafsluiter in het toestel
aangesloten.
Geadviseerd wordt om een losneembare koppeling direct buiten het toestel te plaatsen in verband met
eventuele latere demontage van diverse onderdelen in het toestel.
Bij het afpersen van de gastoevoerleiding moet de beveiligingsafsluiter nog niet zijn aangesloten of de
gastoevoer moet voor de beveiligingsafsluiter zijn afgesloten, dit in verband met beschadigen van de
beveilingsafsluiter.
De maximale druk voor het afpersen bedraagt 125 mbar.
Waarschuwing: Ontlucht de gasleiding voor het in werking stellen van het toestel.
5.5 Condenswaterafvoer
Er dient een condenswaterafvoer te worden gemonteerd.
De aansluiting voor condenswaterafvoer is standaard aan de rechterzijde van het toestel, maar kan bij
een Upflow ook aan de linkerzijde uit het toestel worden gevoerd.
Let na uitvoer aan de linkerzijde er wel op dat met behulp van de blinde tule het gat aan de rechterzijde
wordt afgedicht.
Verwissel hiervoor de tules van het linker en het rechter zijpaneel.
De aansluiting op de condenswaterafvoer heeft een diameter van 32 mm.
Voor de juiste werking van het toestel moet dient de condenswaterafvoer, voorzien van een trechter en
een
extra
stankafsluiter
condenswaterafvoer van het toestel mag nooit worden afgedicht (zie figuur 9).
Het condenswater kan zonder bezwaar via de binnenriolering worden afgevoerd (NEN 3287). Het lozen
op de dakgoot is niet mogelijk in verband met bevriezingsgevaar.
Bij het toestel wordt de sifon en 2 condensafvoerslangen meegeleverd; deze dienen in het toestel
gemonteerd te worden. Na plaatsing van de sifon in de doorvoer door het toestel moeten de slangen
worden aangesloten tussen rookgasventilator en sifon, en tussen rookgasverzamelkast en sifon.
Waarschuwing:
De slang vanaf de rookgasverzamelkast moet tot aan de onderkant van het
aansluitstuk in de sifon worden gestoken.
Wanneer het toestel geplaatst is, moet de sifon worden gevuld met water.
5. Installeren
of
sifon,
op
het
waterafvoersysteem
Installatievoorschriften Allure
worden
februari 1997
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
aangesloten.
De