2. Veiligheid
2.6 Tijdens de rit
Binnenruimte
Ook in het inwendige van de caravan dient u een aantal voorberei-
dingen te treffen.
Binnenruimte voorbereiden
• Losse voorwerpen ordenen en in de kastjes opbergen.
• Zware en/of grote voorwerpen (bijv. radio, voortent, kratten met
drank) vóór de reis veilig opbergen en beveiligen tegen schui-
ven. (zie ook hoofdstuk "Belading")
• Evt. koelkast op 12V-voeding omschakelen.
• Binnenverlichting uitschakelen.
• Alle vloeistoffen, ook die in de koelkast, tegen uitstromen/lek-
ken beveiligen.
• Gasflessen vastzetten.
• Gasfles-hoofdventiel en snelsluitventielen van de verschillende
gasverbruikers sluiten.
• Deuren (ook koelkastdeur), schuifladen en kastkleppen goed sluiten.
• Centrale sluiting van de keukenladen sluiten.
• Schuifdeur vergrendelen.
• Tafel neerlaten en vastmaken.
• TV-houder borgen.
• Demonteer de TV zo nodig en berg hem veilig op.
• Douchedeur (WLU/WFU-modellen) met de drukknop afsluiten.
Het verblijf in de caravan is tijdens het rijden bij de wet
verboden!
Transporteer gasflessen uitsluitend stevig vastges-
jord in de daarvoor bestemde gasfleskast.
Zorg voor voldoende ventilatie. Dek ingebouwde
ventilatieroosters (dakluiken met ventilatierooster of
dakventilatoren in paddestoelvorm) nooit af. Houd
ventilatieroosters vrij van sneeuw en bladeren i.v.m.
verstikkingsgevaar.
Rijden
Maak vóór de eerste grote rit een proefrit of volg een veiligheids-
training, om uzelf vertrouwd te maken met het rijgedrag van de
combinatie.
Voor het rijden geldt
• Onderschat de lengte en breedte van de combinatie niet.
• Wees voorzichtig bij het inrijden van inritten en doorritten.
• Bij zijwind, ijzel of nat wegdek kan de combinatie gaan slingeren.
• Pas de rijsnelheid aan de wegcondities en de verkeerssituatie aan.
• Lange, iets hellende weggedeelten kunnen gevaar opleveren. Regel
de snelheid hier van begin af aan zodanig dat deze zonodig nog kan
versnellen, zonder andere verkeersdeelnemers in gevaar te brengen.
• Bij slingerbewegingen van de combinatie op glooiende trajecten:
rem voorzichtig maar vlot zodra auto en caravan op één lijn lig-
gen, d.w.z. zodra de combinatie gestrekt is.
• Bij slingerbewegingen nooit accelereren.
• Bergafwaarts beslist niet harder dan bergopwaarts rijden.
• Bij het inhalen van of ingehaald worden door vrachtwagencom-
binaties of bussen kan de caravancombinatie in een luchtstroom
terecht komen. Hierdoor kan de voertuigcombinatie neiging tot
overstuur vertonen en aan het slingeren raken.
10