Montage
n
Controleer de inhoud van de verpakking op
volledigheid en op zichtbare transportschade.
Meld eventuele schade onmiddellijk aan uw
leverancier.
n
Het reservoir mag niet met gemonteerde
geribde pijpwarmtewisselaar worden getrans-
porteerd.
n
De montage moet ter plaatse geschieden.
n
Neem bij alle aansluitsteunen een volledige
schroefdraadoverdekking in acht.
n
Bij de keuze resp. de volgorde van het bij de
installatie gebruikte installatiemateriaal dienen
volgens de regels van de techniek eventuele
mogelijke elektrotechnische processen in acht
te worden genomen (menginstallaties!).
n
De potentiaalvereffening van de buisleidingen
moet overeenkomstig DIN 50927 worden uitge-
voerd. Bij dit corrosietype ontstaat vorming van
corrosie-elementen. In corrosie-elementen is
tussen het anode- en cathodebereik sprake
van spanning. De actieve processen zijn
onderling van elkaar afhankelijk, kunnen echter
met onderling verschillende afstanden plaats-
vinden. Corrosie-elementen kunnen door ver-
schillende potentialen, zoals bij contactcorrosie
het geval is, optreden. Hierbij staan verschil-
lende metalen via een ionengeleidend medium
(water) met elkaar in contact via geleiding. Alle
metalen invoer- (inbouw-) onderdelen met een
groter metalen oppervlak (bijv. flensinbouwver-
warming, geribde pijpwarmtewisselaar, elektri-
sche verwarmingen) moeten ten opzichte van
het reservoir elektrisch geïsoleerd worden
geplaatst. Ter beveiliging van de vermelde
invoer- (inbouw-) onderdelen tegen corrosie
door lekstroom adviseren wij een gedefinieerde
overgangsweerstand van ca. 600 Ohm (voor
zover deze niet in de onderdelen af fabriek zijn
ingebouwd) aan te brengen.
Afb. 5: Vloeropstelling
Minimale afstanden binnenunit
500
Afb. 6: Minimale afstanden binnenunit (alle gege-
vens in mm)
Als in het reservoir een pijpwarmtewisselaar geïn-
stalleerd moet worden, moet de wandafstand naar
achteren in acht worden genomen. De afstand
moet in dit geval min. 500 mm zijn.
13