Voor de start
•
Lees de veiligheidsinstructies en de informatie over de
plaats van de hendels en functies door voordat u start.
•
Voer dagelijks onderhoud uit voor de start volgens het
Onderhoudsschema.
BELANGRIJK! Het luchtrooster van het motordeksel mag
niet worden geblokkeerd door bv. kleding, gebladerte, gras
of vuil. Dat verslechtert de koeling van de motor. Risico van
ernstige motorbeschadigingen.
WAARSCHUWING! Breng geen wijzigingen
!
aan in de veiligheidsvoorzieningen van de
machine en controleer regelmatig of de
voorzieningen goed werken.
•
Lokaliseer en markeer stenen en andere vaste
voorwerpen om te vermijden dat u hier tegenaan rijdt.
•
Vermijd het maaien van een natte grasmat. Het
maairesultaat zal dan minder zijn.
•
Begin met een hoge maaihoogte en verminder tot het
gewenste maairesultaat wordt verkregen.
•
Het beste maairesultaat wordt verkregen bij het hoogste
toegestane motortoerental, zie de technische gegevens
(de messen draaien snel), en een lage rijsnelheid (de
Rider beweegt langzaam). Is het gras niet al te lang en
dicht op elkaar groeiend, kan de rijsnelheid worden
verhoogd zonder dat het maairesultaat merkbaar
verslechtert.
•
De mooiste grasmat krijgt u als u deze vaak maait. Het
maaien wordt regelmatiger en het afgeknipte gras wordt
gelijkmatiger over het oppervlak verdeeld. De totale tijd
die u aan het maaien besteedt wordt niet langer
aangezien een hogere rijsnelheid kan worden gekozen
zonder dat het maairesultaat slechter wordt.
•
Wanneer u de BioClip-functie gebruikt, komt het extra
nauw dat het maai-interval niet te lang is.
•
Spoel de onderkant van het maai-element na ieder
gebruik met water af, gebruik geen hogedrukspuit. Het
maaielement moet dan in servicestand worden gezet.
Starten van de motor
1 Zorg ervoor dat de bypasskleppen gesloten zijn
2 Activeer de handrem.
3 Stop de bladen door het bedieningselement voor de
aandrijving van de maai-inrichting in te drukken.
STARTEN EN STOPPEN
De motor zal niet starten, tenzij de parkeerrem is
aangetrokken en de aandrijving van de maai-inrichting is
geactiveerd.
4 Zet de gashendel op half gas.
5 Draai de contactsleutel in de gloeistand en wacht tot het
lampje op het instrumentenpaneel uitgaat.
6 Draai de contactsleutel naar de startstand.
7 Als de motor start, laat dan de contactsleutel meteen
terug springen naar de neutrale stand.
8 Stel het gewenste motortoerental in met de gasbediening.
Laat de motor 3-5 min op laag toerental "halfgas" lopen
voordat hij zwaar belast wordt.
BELANGRIJK! Laat de startmotor niet langer dan ca. 15
seconden achter elkaar draaien. Als de motor niet start
wacht dan ca. 15 seconden voordat de volgende
startpoging wordt gedaan.
WAARSCHUWING! Laat de motor nooit
!
binnenshuis lopen, in een gesloten of slecht
geventileerde ruimte. De uitlaatgassen van
de motor bevatten giftig koolmonoxyde.
Koude start
Als de motor door kou niet start, herhaalt u het gloeien en
doet u een nieuwe poging. Startgas of ether mag niet worden
gebruikt.
Voor meer informatie over winterbrandstof, zie het hoofdstuk
'Hanteren van brandstof'.
De helft van de radiateur kan worden geblokkeerd om de
bedrijfstemperatuur van de motor bij lage
omgevingstemperaturen (lager dan 0 °C) te verhogen.
BELANGRIJK! Bij temperaturen onder 0°C moet de
machine minstens 10 minuten warmdraaien om de
hydraulische olie en de transmissie op te warmen. Anders
kan de transmissie kapotgaan of kan de levensduur van de
transmissie verminderen.
Bij temperaturen onder 0 °C moet de machine gedurende ten
minste 10 minuten worden opgewarmd voor warm worden
van de hydraulische olie en de versnellingsbak. Gebeurt dit
niet, dan bestaat het risico dat de levensduur van de
versnellingsbak wordt verkort of dat het hydraulische systeem
defect raakt.
– 25
Dutch