Algemeen overzicht
van de machine
Bedieningsorganen
Rempedalen
Twee pedalen (Figuur 25) bedienen de afzonderlijke
remmen op de wielen ter ondersteuning van het draaien
en ten behoeve van een betere tractie bij het rijden op
hellingen.
Borgpen
Om de parkeerrem in werking te stellen (Figuur 25),
koppelt u de pedalen met de borgpen.
Parkeerrempedaal
Om de parkeerrem in te schakelen, (Figuur 25) sluit
u de pedalen op elkaar aan met de borgpen, drukt u
het rechterrempedaal in terwijl u het andere pedaal
inschakelt. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u
een van de rempedalen in totdat de vergrendeling van de
parkeerrem wordt ingetrokken.
Figuur 25
1. Rempedaal
2. Borgpen van pedalen
3. Parkeerrempedaal
Tractiepedaal
Het tractiepedaal (Figuur 25) regelt de beweging vooruit
en achteruit. Om vooruit te rijden moet u de bovenkant
van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de
onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van
hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale
rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig in
terwijl de gashendel op SNEL staat.
4. Tractiepedaal
5. Pedaal voor
stuurverstelling
Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en
weer terugkeren in de middelste stand.
Pedaal voor stuurverstelling
Om het stuur in uw richting te kantelen, moet u het
pedaal (Figuur 25) intrappen, de stuurkolom naar u toe
trekken in een stand die voor u het meest comfortabel is
en daarna uw voet van het pedaal halen.
Begrenzer voor maaisnelheid
Als de begrenzer voor de maaisnelheid (Figuur 26) is
omhooggeklapt, kunt u de maaisnelheid regelen en de
maaidekken inschakelen. Met elk afstandsstuk kunt
u de maaisnelheid met ongeveer 0,8 km/u wijzigen.
Hoe meer afstandsstukken u plaatst, des te lager zal de
maaisnelheid zijn. Om de machine in de transportstand
te zetten, klapt u de snelheidsbegrenzer terug en kunt u
met de maximale transportsnelheid rijden.
Schroeven van snelheidsbegrenzer
Door aan de schroef of schroeven (Figuur 26) te draaien,
kunt u de afstand begrenzen die het tractiepedaal kan
worden ingetrapt als u vooruit- of achteruitrijdt.
Belangrijk: De schroef van de snelheidsbegrenzer
moet het tractiepedaal tegenhouden voordat de
pomp een volledige slag aflegt, omdat anders de
pomp schade kan oplopen.
1. Schroef van
snelheidsbegrenzer
Achteruit
2. Schroef van
snelheidsbegrenzer
Vooruit
Diagnoselampje
Het diagnoselampje (Figuur 27) gaat branden als een
fout in het systeem wordt ontdekt.
23
Figuur 26
3. Afstandsstukken
4. Begrenzer voor
maaisnelheid