deze optie niet weer uit te schakelen als u deze niet langer nodig heeft, aangezien deze de
levensduur van de reinigingskit voor de printkoppen verkort.
●
Wanneer de strepen optreden bij de meeste kleuren, zijn de printkoppen mogelijk verkeerd uitgelijnd.
Dit is waarschijnlijk wanneer de printkoppen lange tijd niet zijn uitgelijnd of wanneer het substraat is
vastgelopen. Lijn indien nodig de printkoppen uit (zie
van het statusschema voor de printkoppen kunt u bepalen of dat noodzakelijk is (zie
voor de printkoppen gebruiken op pagina
●
Wanneer de strepen voornamelijk optreden in zwarte gebieden, maakt u een nieuw profiel aan met puur
zwart en geen mengsel van andere kleuren. Raadpleeg uw RIP-documentatie.
Als het probleem blijft aanhouden, neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger (zie de
Gebruikershandleiding).
Substraatdoorvoer aanpassen
De substraatdoorvoersensor meet de doorvoer van het substraat en compenseert onregelmatigheden bij
iedere passage van de printkoppen. Om de kwaliteit van de afdruk precies af te stellen, kan het nodig zijn om
de snelheid waarmee het substraat wordt doorgevoerd aan te passen. De substraatdoorvoer bepaalt het
plaatsen van de stippen op het substraat. Wanneer het substraat niet op de juiste wijze wordt doorgevoerd,
verschijnen er lichte of donkere strepen op de afgedrukte afbeelding en kan de korrel in de afdruk toenemen.
U kunt de substraatdoorvoer wijzigen in de parameter Substraatdoorvoer in de substraatvoorinstellingen van
de RIP.
1.
Selecteer op het voorpaneel het pictogram
Kalibratie substraatdoorvoer > Wijzigingsschema afdrukken. De printer drukt nu een afbeelding van
de substraatdoorvoerwijziging.
2.
De kalibratie-afbeelding bestaat uit meerdere kolommen met onder elke kolom een cijfer. Voer het
nummer van de lichtste kolom in in de parameter Substraatdoorvoer van de RIP voor de huidige
substraatvoorinstelling. De in dit voorbeeld gekozen waarde is "–6".
Aanpassen substraatdoorvoer tijdens afdrukken
Wanneer u niet meer dan zes passages gebruikt, kunt u de substraatdoorvoer nauwkeuriger afstellen tijdens
het afdrukken: selecteer het pictogram
substraatdoorvoer > Substraatdoorvoer wijzigen. Selecteer een wijzigingswaarde van –10 mm/m tot +10
mm/m (of mils/inch). Voor het corrigeren van lichte strepen verlaagt u de waarde. Verhoog de waarde om
donkere strepen te corrigeren.
Wanneer u acht of meer passages gebruikt, veroorzaakt een verkeerde doorvoerafstelling geen strepen
maar korreligheid. Dit is moeilijker visueel vast te stellen. Daarom raden wij u in dit geval aan alleen het
wijzigingsschema te gebruiken.
Wanneer u een waarde hebt gekozen en op
waarde, maar deze wordt weer ingesteld op nul aan het einde van de taak. Voeg de gevonden waarde toe aan
de waarde voor Substraatdoorvoer in de RIP-voorinstelling om alle toekomstige taken af te drukken met de
nieuwe instelling.
58
Hoofdstuk 6 Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen
Printkoppen uitlijnen op pagina
55).
, selecteer vervolgens Onderhoud afdrukkwaliteit >
, selecteer vervolgens Onderhoud afdrukkwaliteit > Kalibratie
OK
hebt gedrukt, wordt de rest van de taak afgedrukt met die
11). Met behulp
Het statusschema
NLWW